@HOME  
Dimension 71 – februari 2024

“Als groot bureau hebben we meer slagkracht”

Pierre Poncelet & Fabrizio Tengattini – UMAN Architect

Eind december vierde UMAN Architect zijn tweede verjaardag. Een leeftijd waarop een architectenbureau typisch nog geen noemenswaardige verwezenlijkingen op zijn conto kan schrijven. Ook medevennoten Pierre Poncelet en Fabrizio Tengattini – tevens voorzitter van de UWA – geven toe dat ze bij voorkeur vooruitkijken. En toch loont het om in het geval van UMAN even terug te blikken. Achter het Luikse architectenbureau schuilt immers niet alleen veertig jaar aan ervaring, maar ook een gerichte strategie – en de bijbehorende zoektocht.

Door IR. Arch. Elise Noyez

Foto’s UMAN Architect

UMAN Architect kwam eind 2021 tot stand als fusie van drie bestaande architectenbureaus. Na diverse samenwerkingen besloten Bureau d’Architecture Pierre Maes & Associés uit Dalhem, HP-architecture uit Marche-en-Famenne en Contraste Architecture uit Vinalmont bij Huy om samen onder één vlag en vanuit een strategische locatie in Luik het Waalse architectuurlandschap te betrekken. “Elk van de drie bureaus had zijn eigen specialisatie, maar zowel in termen van schaal als waarden stonden we min of meer op gelijke voet”, vertelt Pierre Poncelet, die voorheen samen met David Hotua aan het hoofd stond van HP-architecture. “Bovendien stootten we allemaal op hetzelfde probleem, met name dat we met onze elk tien à vijftien werknemers niet voldoende slagkracht hadden om de projecten te doen die we ambieerden. Zeker in Marche-en-Famenne zagen we hoe publieke opdrachten van een zekere schaal stelselmatig door grote groepen en bureaus uit Brussel en Luik werden weggekaapt. Door ons te verenigen wilden we dan ook meer reactief worden, belangrijkere markten aanboren en diversifiëren.”

Tabula rasa

Poncelet en Tengattini omschrijven de fusie in de eerste plaats als een logisch en natuurlijk gevolg van eerdere collaboraties, gedeelde uitdagingen en een eensluidende filosofie, maar in de praktijk betekende het natuurlijk ook een conjunctie van vijf vennoten en bijna veertig medewerkers. “Wat de vennoten betreft, hebben we het geluk dat we elk onze eigen voorkeursrol hebben”, geeft Fabrizio Tengattini aan. “Pierre en ik houden ons graag bezig met de architectuurvisie en het conceptuele, terwijl David Hotua en Sébastien Deckmyn zich net heel goed voelen in hun rol als managers. Pierre Maes fungeert met zijn veertig jaar ervaring dan weer vooral als pater familias van het team. Dat lag eigenlijk van meet af aan mooi in evenwicht.”

Voor de organisatie van het team gingen de vennoten strategischer te werk. Er werden een office manager, communicatiemanager en HR verantwoordelijke aangetrokken en onder de architecten, tekenaars en ontwerpers werd via assessments gepolst naar de precieze competenties, kwaliteiten, voorkeuren en motivaties van elke individuele medewerker. Poncelet: “Alles werd op die manier gelijk getrokken. Er is geen sprake meer van bij welk bureau welke medewerker voordien aan de slag was; het is in functie van de audit dat de teams herschikt en opnieuw samengesteld werden. Zo hebben we vandaag verschillende ploegen voor verschillende types projecten, alsook specifieke teams van technisch tekenaars enerzijds en grafici anderzijds. In tegenstelling tot de ontwerpploegen die telkens op één project werken, schipperen die laatste twee in functie van de noden tussen de verschillende projecten heen. Hadden we voordien elk onze eigen manier van representatie, dan zorgen zij er op die manier voor dat we als UMAN letterlijk een coherent beeld uitdragen. Ze bewaken de huisstijl, zeg maar.”

“In principe liggen de ontwerpploegen vast,” vult Tengattini aan, “maar we vinden het wel belangrijk dat er zowel horizontaal als verticaal nog voldoende flexibiliteit is. Zo zien we er bijvoorbeeld op toe dat de taken binnen een projectteam nooit eentonig verdeeld worden. Uiteindelijk moet eenieder de verschillende aspecten van het vak leren beheersen. Dat laat ons bovendien toe om wanneer nodig tijdelijk tussen de verschillende teams onderling te schuiven. Geen enkel project verloopt nu eenmaal lineair en het aansturen en organiseren van mensen is een van de moeilijkste aspecten van ons vak. Toen we nog elk een bureau van tien medewerkers hadden, konden we ten tijde van een strakke deadline echter niet zomaar vijf personen van het ene op het andere project zetten. Dat is een belangrijke flexibiliteit die we met onze schaalvergroting gewonnen hebben.”

Architectuur als dienstverlening

Als behoeders van de architecturale visie en filosofie van UMAN buigen Poncelet en Tengattini zich ondertussen voortdurend over de vraag wat het betekent om te bouwen. Tengattini: “Wanneer je als jonge architect van de schoolbanken komt, doe je doorgaans niets anders dan dergelijke fundamentele vragen stellen, maar naarmate je praktijk groeit en de opdrachten elkaar opvolgen is het soms moeilijk om die graad van reflectie te bewaren. Met UMAN willen we daar dan ook heel bewust weer naartoe, naar de bron van wat een gebouw is en hoe we ons daarin voelen. De naam verwijst in dat opzicht niet toevallig naar het menselijke, een aspect dat we zowel in onze projecten als in onze aanpak centraal proberen te stellen. Een goed gebouw kan immers maar tot stand komen door te luisteren en door ons vak uit te oefenen met respect voor alle betrokkenen in het bouwproces, van onze eigen medewerkers tot de bouwheer en de diverse aannemers en andere bouwpartijen.”

Ook op programmatisch vlak geldt het menselijke als een rode draad doorheen het portfolio. De historische projecten van Pierre Maes & Associés in de zorgsector en van Contraste Architecture in de sociale woningbouw lopen schijnbaar naadloos door in de meer recente ontwerpen en realisaties voor onder meer vzw’s ten dienste van mensen met een beperking of slachtoffers van huiselijk geweld. Tengattini: “Wat ons betreft is architectuur een dienstverlening. Dat is een van de redenen waarom we vooral opdrachten in de publieke sfeer opzoeken, maar het houdt ook in dat we elk project met dezelfde graad van gelijkwaardigheid benaderen. Het is niet omdat het over een sociaal huisvestingsproject gaat en de erelonen lager liggen, dat we ons er als architect gemakkelijk van af moeten maken. Integendeel, we beschouwen dat soort projecten als een erezaak. Zo realiseren we op dit moment een kleine sociale woonwijk waar elke woning effectief over een eigen tuin en terras beschikt, meer zelfs dan sommige reguliere woonwijken in de omgeving. Evident is dat natuurlijk niet, maar dankzij onze ervaring en referenties hebben we ten aanzien van de betrokken instanties gelukkig steeds meer overtuigingskracht. Bovendien schuilt daar ook een belangrijk vleugje magie van ons vak, als je erin slaagt om met weinig middelen en heel veel randvoorwaarden toch een waardevol project op te leveren.”

Getekend door de randvoorwaarden

UMAN houdt wel van bijzondere randvoorwaarden, lijkt het. Naast de sociale projecten stellen immers ook de diverse scholen, kinderdagverblijven, politiekantoren en brandweerkazernes in het portfolio de architecten steeds voor erg specifieke vragen en kennis. Het meest uitzonderlijke voorbeeld is echter de Téléphérique de Namur, een kabelbaan die het centrum van Namen met de citadel aan de overzijde van de Samber verbindt. De partners van UMAN – het project werd in samenwerking gerealiseerd, maar vond aanvang voor de officiële oprichting van het eengemaakte bureau – stonden in voor het ontwerp van zowel de beide stations als de publieke ruimte rondom. Vooral het dalstation, een massief bakstenen volume dat zich stelselmatig van de esplanade tot de aanliggende bebouwing lijkt op te duwen en culmineert in een waaier van drie verticale schijven in goudkleurige, geperste en geperforeerde staalprofielen, is kenmerkend voor het project.

“Dit project is volledig door de randvoorwaarden getekend”, vertelt Poncelet. “Op technisch vlak was er bijvoorbeeld geen millimeter te schuiven. Van zodra het tracé van de kabelbaan door het ingenieursbureau vastgelegd was, hadden wij ons aan de vastgelegde assen, hoogtes en locaties te houden. Maar ondertussen bevind je je natuurlijk ook middenin een stedelijke en historische context en moet je met een minimum aan manoeuvreerruimte aan architectuur en stedenbouw doen. In dat opzicht is het echt de som van die voorwaarden die tot dit specifieke resultaat heeft geleid. Alsof er binnen de gegeven context simpelweg geen andere uitkomst mogelijk was. Al is het natuurlijk wel een bewuste keuze geweest om het project door middel van onder meer het materiaalgebruik tegelijk in zijn historische context te integreren én een hedendaagse toets mee te geven.”

“Het interessante aan dit dossier is ook dat het op het eerste zicht niet veel met architectuur te maken had”, voegt Tengattini toe. “Het is in ieder geval niet het soort project dat je elke dag op je bord krijgt. Terwijl wel alle elementen die we zo boeiend vinden aan ons vak erin verweven zijn. Niet alleen de strenge randvoorwaarden, maar ook het belang van overleg en dialoog met onder meer de buurt en de administratie.”

Plaats verwerven

Een eigenzinnig project is de Téléphérique de Namur in ieder geval. In termen van de vooropgestelde schaalvergroting van UMAN, daarentegen, is het opmerkelijk bescheiden van aard. Tengattini: “Zelfs in relatie tot de projecten die we voordien al deden, gaat het inderdaad om een eerder klein project en budget. Anderzijds klopt het ook dat we onze ambities inzake grotere projecten vandaag nog niet helemaal waarmaken, al hangt het er een beetje van af waar je kijkt. Op de private markt zien we bijvoorbeeld wel dat de naam UMAN bekendheid begint te verwerven. We hoeven ons ten aanzien van projectontwikkelaars in ieder geval veel minder te bewijzen of verdedigen. Inmiddels weten ze wel dat we grootschalige woonprojecten aankunnen. Uiteindelijk zijn ook die in onze praktijk van belang. Zonder dergelijke financieel interessante projecten zouden we immers niet zomaar in staat zijn om ook de meer maatschappelijke, maar minder rendabele, opdrachten tot een goed einde te brengen.”

“Bij publieke opdrachten ligt de situatie enigszins anders”, vervolgt Poncelet. “Sowieso gaat alles daar veel trager. We merken wel dat bepaalde mensen gemakkelijker hun weg naar ons vinden en er zijn ons inmiddels ook al een aantal grote en interessante projecten gegund, maar die bevinden zich noodgedwongen nog in een vroege fase. Het daadwerkelijk bouwen is een proces dat zich in de publieke markt uiteindelijk maar erg traag ontwikkelt. Bovendien willen we de markt met de nodige finesse en respect voor andere bureaus betreden. We willen ons niet als een stormram opwerpen en agressief voor elk mogelijk project beginnen vechten, en evenmin willen we op kleinere projecten onder de duiven schieten van jongere bureaus. Het komt er echt op aan om rustig doch gedreven onze eigen, nieuwe plaats op de markt te verwerven. Dat is een zoektocht, maar we zitten in ieder geval vol goede moed en ideeën.”