@HOME  
Dimension 70 – november 2023

“We nemen onze job heel serieus … maar beleven er ook graag plezier aan”

Joost Raes & Els Van Meerbeek - Carton123 architecten

Nog tot 17 maart 2024 loopt in DE SINGEL de tentoonstelling As Found, met onder de noemer ‘nuance’ – een van de zeven experimentele benaderingen jegens de bestaande ruimte die in de tentoonstelling gedefinieerd worden – een blik op het project Malibran van Carton123 architecten. Eerder dit jaar waren projecten van het Brusselse architectenbureau ook al te zien op de expo Architectuurprijs Leuven 2023 en de Biënnale Architettura in Venetië. “Een uitgelezen opportuniteit om even vanop een afstand naar je werk te kijken en de dingen scherp te stellen”, klinkt het bij zaakvoerders en oprichters Joost Raes en Els Van Meerbeek.

Ze hadden het wellicht niet mooier kunnen bedenken. De tentoonstelling As Found opende op 6 september 2023, middenin het jolijt van de meest speelse editie van het Festival van de Architectuur ooit. Niet ongepast voor een bureau dat in zowel houding als projecten een flinke portie speelsheid en spelplezier uitdraagt. Kleuren, patronen, onverwachte en zelfs simpelweg misleidende details zijn bijvoorbeeld niet uit hun realisaties weg te denken. “De laatste tijd worden we ook al eens vaker maniëristen genoemd”, lacht Els Van Meerbeek. “Die attitude ligt ons op zich wel. We houden ervan om een twist te geven aan de conventies of verwarring te zaaien over wat bijvoorbeeld oud of nieuw is. Al gaat het in ons geval nooit om een uitdrukkelijke intentie om de zaken om te draaien. We doen niet aan willekeurige vormwil en zullen een project nooit zomaar opbouwen rond een gek detail. Het zijn zaken die er gaandeweg in sluipen.” De notie dat creativiteit pas echt aangesproken kan worden wanneer je plezier hebt in je werk, zijn ingenieur-architecten Raes en Van Meerbeek in ieder geval genegen. “Dat is veel meer dan enkel een ideaal bij oplevering. Het is een werkhouding die we doorheen het hele traject proberen te handhaven.”

Springplank

Niet toevallig was het ook werk- en ontwerpplezier dat aan de oorsprong lag van Carton123 architecten. “Er was geen uitdrukkelijke intentie om een eigen bureau op te starten”, geeft Joost Raes toe. “Initieel ging het gewoon om kleine verbouwingen en projecten voor familieleden … zaken waar we na het werk samen plezier aan beleefden. Het was pas wanneer Tom Thys ons in 2008 vroeg om mee deel te nemen aan de Open Oproep voor basisschool De Springplank in Brugge en die opdracht vervolgens aan ons team gegund werd, dat we concreet over verdere stappen moesten nadenken. In eerste instantie was het ook enkel Els die haar vaste positie bij De Smet Vermeulen voltijds voor Carton123 inruilde; zelf combineerde ik ons bureau nog tot pakweg 2013 met freelance werk voor diezelfde werkgever.”

Inmiddels telt Carton123 naast de twee zaakvoerders nog drie vaste medewerkers – Jordy Van Osselaer, Sara De Sterck en Pauline Vermeulen – en hebben de kleine particuliere projecten bijna volledig plaatsgeruimd voor publieke en semipublieke projecten van een middelgrote schaal. “We blijven op zich graag ontdekken wat er bijvoorbeeld nog met een eenvoudige rijwoning in centrum Brussel gedaan kan worden, maar ons hart gaat nog veel meer uit naar publieke of semipublieke programma’s met een gemeenschapsfunctie of zorgaspect. Dat kan gaan om scholen zoals Begijnenborre, maar bijvoorbeeld ook om ontmoetingsplekken zoals Fabiola en de Standaertsite of projecten voor mensen met een beperking.”

“Als architect hebben we toch een bepaalde verantwoordelijkheid”, vult Van Meerbeek aan. “Gebouwen zijn nu eenmaal heel zichtbaar in onze omgeving. In dat opzicht hebben wij een erg krachtige stem. Die moeten we gebruiken. Want als wij als architecten al geen uitspraak doen over wat we belangrijk vinden in de manier waarop we samenleven als maatschappij, wie dan wel? Dat geldt eigenlijk voor zowel de kleinste verbouwing als het meest grootschalige publieke project, al vinden wij het vooral heel fijn als we kunnen bezig zijn met relevante vraagstukken en mensen intensief gebruikmaken van de projecten die we zetten. Dat is het fijne aan ons beroep: dat we dingen kunnen doen voor anderen en dat er zoveel mensen mee in contact komen. We zijn bijvoorbeeld heel benieuwd wat het nieuwe jeugdcentrum Decock of de inclusieve kunstenwerkplek Zonnelied, twee projecten die weldra in uitvoering gaan in Sint-Jans-Molenbeek, voor de buurt zullen gaan betekenen.”

Architectuur als voorstel

Van absolute uitspraken, te nemen of te laten, zal het architectenkoppel zich evenwel niet snel bedienen. Raes: “Het is niet toevallig dat we zelden voor generische programma’s kiezen. We zijn niet de architecten die vanuit een ivoren toren gaan opleggen hoe iets vormgegeven moet worden, maar gaan net op zoek naar projecten die nog verder scherpgesteld kunnen worden. Bij een project als Korbeek Winners, bijvoorbeeld, een meergezinswoning in Leuven waar vier gezinnen gaan samenwonen, kan je niet anders dan samen met de opdrachtgevers overleggen hoe dat samenwonen er precies kan en mag uitzien, hoe het functioneert, enzovoort. En dat geldt net zozeer voor projecten zoals Brons in Anderlecht of Begijnenborre in Dilbeek, waarin respectievelijk een kinderopvang en kunstencentrum en een kleuterschool en speelpleinwerking zijn ondergebracht. Dat is altijd een zoektocht en onderhandeling over de scheiding tussen programma’s en gebruikers enerzijds en mogelijke overlappingen anderzijds.”

“Er is een mooi citaat van Zwitsers architect Pascal Flammer”, vat Van Meerbeek het samen: “‘Architecture is a proposal and I want to propose how we could spend our lives.’ Dat is uiteindelijk de basisinsteek bij elk project. Het voorstel dat wij doen is uiteindelijk maar de opener voor het gesprek.”

Zo’n gesprek wordt bij Carton123 zelden alleen met de bouwheer of opdrachtgever gevoerd. Ook gebruikers, externe gespecialiseerde partijen en andere architecten zitten regelmatig mee rond de vergadertafel. “Bij Zonnelied verliep dat door de aanwezigheid van de gebruikers – volwassenen met een mentale beperking – bijvoorbeeld altijd heel erg geanimeerd,” lacht Van Meerbeek, “maar we steken er wel heel veel van op. En schiet onze expertise echt tekort, dan halen we er gespecialiseerde partijen bij. Zo werkten we voor de Kappaert in Zwevegem, een campus voor kinderen met onder meer een autismespectrumstoornis, nauw samen met de onderzoeksgroep Research[x]Design van de KU Leuven. Zij zijn gespecialiseerd in inclusief bouwen en zijn al van bij de wedstrijd bij het project betrokken.”

Mede omwille van de nauwe samenwerkingsverbanden met de schoolgemeenschap en onderzoekers, maar ook met ingenieursbureaus STir en Sileghem en partners en het Italiaanse architectuurbureau BDR kreeg de Kappaert op de voorbije architectuurbiënnale Venetië een plaats in het Arsenaal. “Die samenwerking met BDR bureau kwam eerder toevallig tot stand, vanuit een gedeelde interesse in scholenbouw, maar is op zich ook wel tekenend voor onze aanpak. Van Springplank in 2008 tot nu blijven we immers heel veel waarde hechten aan samenwerkingen met andere bureaus.” “Daar zit gezien onze kleine schaal uiteraard een zekere vorm van noodzaak in,” geeft Raes toe, “maar we vinden het bovenal ook heel waardevol om samen te kunnen ontwerpen en ideeën te kunnen delen. Want zelfs al start zo’n samenwerking altijd vanuit een bepaalde gedeelde waarde, dan nog hebben we heel veel van elkaar te leren, zowel wat betreft aanpak en conceptvorming als op een heel praktisch en pragmatisch niveau.”

As found

Waar de wil tot overleg bij heel wat architecten in de werffase op zijn finale grenzen stuit, tracht Carton123 ook daar de kerk in het midden te houden. Al willen Raes en Van Meerbeek daarom nog niet over een ‘compromis’ spreken. Raes: “Veeleer gaat het om wendbaarheid. Want het is zeker niet zo dat we elke afwijking per definitie gaan aanvaarden; wel dat we ons afvragen in hoeverre we met die nieuwe situatie vooruit kunnen. Misschien zal de uitkomst inderdaad anders zijn dan we voor ogen hadden, maar zijn onze oorspronkelijke intenties er niet door aangetast … is het dan wel de moeite om het af te breken en opnieuw te beginnen? Kunnen we voor een moeilijk detail niet beter samen een oplossing zoeken die én uitvoerbaar én mooi is, in plaats van er eindeloos ruzie over te maken?”

“We willen niet gefrustreerd achterblijven”, lacht Van Meerbeek. “Het heeft dus ontegensprekelijk met werkplezier te maken. Daarnaast is het echter ook een exponent van een bepaalde ‘as found’ attitude of bricoleurschap: we gaan graag aan de slag met wat er is. Niet alleen op het concrete, ruimtelijke niveau waarbij je bijvoorbeeld heel goed kijkt naar de omgeving of bestaande bebouwing, maar ook in onze werkmethodiek en manier van presenteren. We hebben bijvoorbeeld niet één vaste manier om projecten voor te stellen of te verbeelden, dat hangt telkens af van de voorkeuren en kwaliteiten van de projectarchitect. Bij Kappaert gebeurde dat bijvoorbeeld aan de hand van potloodtekeningen; bij andere projecten zijn het dan weer SketchUp beelden. We vertrekken vanuit datgene wat we kunnen en zetten projecten en programma’s op die manier naar onze hand.”

Selectief en doordacht

Dat Van Meerbeek schetsen, tekeningen en renders als voorbeeld aanhaalt, is niet toevallig. Sinds enkele jaren verdeelt de architecte haar tijd immers tussen Carton123, een lesopdracht bij de opleiding Ingenieurswetenschappen: Architectuur aan de KU Leuven en een doctoraatsonderzoek over de architectuurtekening. Een waardevolle combinatie, maar daarom niet altijd de meest eenvoudige spreidstand, geeft ze toe. “In theorie werk ik 50% voor Carton123 en 50% voor de KU Leuven, maar we lachen wel eens dat het eerder 60/60 is. Ik merk in ieder geval dat die 50 à 60% op het bureau noodzakelijk is om betrokken te blijven. Werfopvolging valt sowieso niet meer met de KU Leuven te combineren, maar ik vind het wel belangrijk om mee de lijnen te blijven uitzetten, interessante oproepen en projecten te identificeren en de eerste stappen richting een kandidatuur te zetten. Zeker omdat zowel het onderzoek als het lesgeven me in staat stelt om bepaalde aspecten van onze praktijk scherp te stellen. De snelheid waarmee ik soms van spoor moet wisselen, is weliswaar een uitdaging, maar uiteindelijk zijn we theoretisch wel sterker geworden.”

En wat dan met de work-life-balans? “Ik denk dat dat voor elk architectenbureau en voor elke architect de grootste uitdagingen zijn: de work-life-balans in evenwicht houden, werklast en rentabiliteit ten opzichte van elkaar afwegen en tegelijk in elk project dezelfde zorg en kwaliteit blijven steken. Het is bijvoorbeeld niet evident om een bureau volledig te laten draaien op particuliere opdrachten. Wil je voldoende omzet halen, dan moet je immers al een aanzienlijk aantal projecten aannemen. In dat opzicht voelen wij ons uitstekend bij de schaal van projecten – publieke opdrachten van twee à drie miljoen euro – waaraan we vandaag werken, eventueel aangevuld met een particulier project als daar ruimte voor is.”

Raes: “In ieder geval is het niet onze ambitie om buitensporig te groeien. Dat is het nooit geweest. Enerzijds omdat we zelf voeling willen blijven houden met de projecten in ons portfolio; anderzijds omdat onze kleine schaal ons toelaat om selectief te zijn. We hoeven immers geen projecten aan te nemen waar we geen klik mee hebben, louter en alleen om onze schaal te behouden. We hebben de luxe dat we een positieve keuze kunnen maken voor de projecten en opdrachtgevers die ons aanspreken en dat we daarvoor een beroep kunnen doen op een ervaren en slagkrachtig team. Die continuïteit is voor ons belangrijk. We willen niet uitbreiden en krimpen naargelang de opdrachten. En hebben we voor een bepaalde opdracht dan toch echt te weinig capaciteit? Dan zoeken we met veel plezier de samenwerking op.”

“Een gemakkelijke job hebben we sowieso niet,” besluit Van Meerbeek, “maar ze vormt wel een groot deel van ons leven. We zorgen er dus maar beter voor dat ze ook op lange termijn vol te houden is, zowel mentaal als financieel.”

“Gebouwen zijn heel zichtbaar in onze omgeving. Als architecten hebben we bijgevolg een krachtige stem in de maatschappij.”