@HOME
Dimension 69 – september 2023
“Elk gebouw zijn eigen persoonlijkheid”
Dirk Somers (Bovenbouw Architectuur)
Bovenbouw Architectuur heeft een nieuwe stek. Sinds mei huist het bureau van architect Dirk Somers in een voormalige garage in de Antwerpse wijk Dam, waar het volledige team, anders dan in het oude kantoor in de Cadixstraat, in één open ruimte op het gelijkvloers verspreid zit. “Een belangrijke basis om samenwerking, betrokkenheid en kennisdeling te ondersteunen”, meent Somers, die aan het participatieve karakter van architectuurprojecten bijzondere waarde hecht.
Somers doorliep niet bepaald een klassiek traject. De inkt op zijn diploma van het Henry van de Velde Instituut was immers amper droog toen hij in 1999 in het kader van de eerste Meesterproef van de Vlaams Bouwmeester tot Jonge Vlaamse Ontwerper werd uitgeroepen en de opdrachten spontaan zijn richting begonnen uit te komen. Van een traditionele stage was er dan ook geen sprake. Somers werd meteen in het diepe gegooid en richtte al in 2001, samen met huidig Bouwmeester Erik Wieërs, het eigen bureau Huiswerk Architecten op. “Onder de koepel van Huiswerk hadden we altijd wel een beetje onze eigen projecten,” geeft Somers toe, “maar naarmate het team groeide en er andere engagementen bijkwamen, werd die tweeleding verder versterkt. Het was een natuurlijk gevolg dat we in 2011 besloten om het bureau ook effectief te splitsen.”
Breed referentiekader
Bovenbouw telde oorspronkelijk een achttal medewerkers, maar inmiddels staat de teller opnieuw op twintig. Net als bij Huiswerk functioneren zij in grote lijnen in twee teams, al blijft Somers in dit geval wel de overkoepelende factor, met een nauwe betrokkenheid bij elk project en vooral in de vroege conceptuele en ontwerpfases een actieve hand. “Het is een prettige schaal”, vindt de architect. “Het is groot genoeg om een bepaald niveau van publieke projecten te realiseren, maar klein genoeg om een familiale sfeer en korte communicatielijnen te behouden. Elk project wordt weliswaar aan één team toebedeeld, maar voor het overige zijn er niet al te veel formele processen. Het team neemt intern de verantwoordelijkheid over een project, en zelf blijf ik op een soort organische manier aanwezig en betrokken. Ik leg niet graag te veel structuur op.”
De omvang van het team garandeert, net als de verschillende Europese afkomsten die erin vertegenwoordigd zijn, ondertussen ook een waardevolle diversiteit en dynamiek. “Er zijn altijd wel mensen die geïnteresseerd zijn in de grotere schaal en anderen die net meer gericht zijn op bijvoorbeeld het interieur, of mensen met een artistieke aanpak en anderen met een meer bouwkundig perspectief … Dat is niet iets waar we heel bewust naar op zoek gaan, maar dat zich op een natuurlijke manier in het team aftekent. En dat verrijkt uiteindelijk onze praktijk.”
Somers hecht dan ook veel belang aan een breed referentiekader. “Als architect moet je jezelf met referenties blijven voeden, en dan heb ik het heus niet alleen over architecturale referenties van de voorbije twintig of dertig jaar. Ook historische referenties zijn bijzonder waardevol, net als de kennis van bijvoorbeeld erfgoedconsulenten, gevelspecialisten, akoestische experts, enzovoort. Wij hebben het geluk dat we met onze projecten al met zoveel verschillende specialisten hebben kunnen samenwerken, dat we met zoveel verschillende kennisvelden intensief in contact zijn gekomen, dat we op die manier ook heel veel extra inzichten gecapteerd hebben. Uiteraard halen we nooit het niveau van een specialist, maar er zit ons wel heel wat in de vingers, waardoor we onszelf als erg goede generalisten kunnen beschouwen.”
Participatief proces
Somers liegt niet wanneer hij zegt dat Bovenbouw al met heel wat verschillende specialisten mocht samenwerken. Het portfolio van het bureau wordt gekenmerkt door een grote diversiteit aan projecten en programma’s en een nog grotere verscheidenheid aan formele uitdrukkingen daarvan. “Ik begrijp dat het voor sommige mensen verwarrend is, maar zelf zijn we niet zo bezig met de samenhang van onze projecten. Als er al een rode draad is, dan is het wellicht dat onze projecten tot de verbeelding spreken. Maar let op, dat is niet omdat we per se zo origineel of creatief zijn; wel omdat we dankzij onze brede blik en achtergrond heel wat referenties en fascinaties in het ontwerpproces kunnen inbrengen.”
Een vrijblijvend grabbelen uit de grote vijver van kennis en referenties, is het evenwel niet. “Het is niet zo dat wij aan een project een bepaald register opleggen. Als ontwerpers opereren we in de overlap tussen ons eigen brede referentiekader – de referenties die een programma, een locatie, een problematiek, … bij ons oproepen – en de wensen en verwachtingen die de opdrachtgever stelt. Architectuur is in dat opzicht een participatief proces en we gaan dan ook bewust op zoek naar projecten waarin er een intense samenwerking met de opdrachtgever kan ontstaan en er uit die dialoog uiteindelijk een uniek project ontspringt. Dat is toch het mooie aan ons beroep? Datgene dat ervoor zorgt dat het afwisselend en uitdagend blijft?”
Dat zo’n participatieve aanpak ook een investering vraagt, zal Somers echter niet ontkennen. “Er gaan doorgaans heel wat workshops, plannen, maquettes en variaties over en soms moet je je trots even, althans tijdelijk, opzij zetten. Het heeft bijvoorbeeld geen zin om je eindeloos op te naaien omdat de bouwheer iets op een bepaalde manier wilt en jij het daar niet mee eens bent. ‘If you don’t like it, draw it’, zeg ik dan. Door iets te tekenen, vindt er immers altijd een soort toe-eigening plaats en kan je vanuit die visie verder evolueren en in gesprek gaan.” Op voorwaarde dat ook de opdrachtgever voor zo’n gesprekken openstaat, natuurlijk. “In aanbestedingsprocedures merk je doorgaans wel snel of een opdrachtgever effectief in dialoog en architecturale kwaliteit geïnteresseerd is. Zien we dat het honorarium in de weging opmerkelijk zwaarder doorweegt, bijvoorbeeld, dan gaan we ervan uit dat de opdrachtgever weinig waarde hecht aan een kwalitatieve dialoog. Maar met een opdrachtgever die echt iets wil, kan je uiteindelijk altijd iets moois maken. Ook wanneer het snel moet gaan of het budget beperkt is.”
Onder meer in school- en zorgprojecten zoals Sint-Jozef in Ekeren, een zorgcampus met twee scholen en een zorginstelling voor kinderen met een beperking, volledig opgetrokken in CLT, ervaart Bovenbouw een bijzondere dynamiek tussen architect en opdrachtgever. “In de wedstrijdfase van Sint-Jozef was er bijvoorbeeld nog geen sprake van CLT. Het was door een latere opmerking van de bouwheer over hoe houtbouw een bepaald effect heeft op het gedrag van de kinderen, dat we het waardevol vonden om dat op te pikken en het project verder in die richting gestuurd hebben.”
Figuratie
De appreciatie voor het participatieve proces is niet de enige reden waarom het portfolio van Bovenbouw relatief veel zorg- en schoolprojecten kent. Ook de affiniteit met huiselijkheid speelt daarin een doorslaggevende rol. “Met het risico om al te academisch te klinken, is ‘figuratie’ een belangrijke thematiek in ons werk. Terwijl architectuur vaak een vrij abstract en rationeel register van ritme en structuur oplegt, proberen wij eerder in momenten, taferelen en ervaringen te denken. Uiteraard heb je een zekere mate van systematiek nodig, maar de vraag is hoeveel specificiteit je daarin vervolgens kan integreren.”
Onder meer kleuren en materialen zijn volgens Somers manieren om de beleving en ervaring in een gebouw te verlevendigen. “Niet door een ruimte tot een aangeklede doos te laten verworden, maar door een opeenvolging van momenten te creëren. Door na te denken over hoe je een gang bewandelt, bijvoorbeeld, of hoe de ene ruimte de andere opvolgt. Het Kinderkasteel in Nazareth is om die reden ontworpen als een opeenvolging van drie heel verschillende gebouwdelen. De buitenschoolse opvang is georganiseerd in een cirkelvorm, de kinderopvang in een rechthoek en het centrum kinderzorg en gezinsondersteuning (CKG) in een vijfhoek. Dat is op zich een nogal barokke aanpak, maar wel een mooie manier om een groot gebouw in verschillende ervaringen uit te splitsen en elk deel zijn eigen karakter te geven. Ook in het WZC De Drie Platanen in Oostende en een vakantiewoning in Bazel wordt de intensiteit van de architectonische ervaring trouwens door een sequentie van verschillende ruimtelijke condities verhoogd.”
Heterotopie
Dat menselijke programma’s zich goed tot een ervaringsgerichte architectuur lenen, is op zich geen verrassing. Opmerkelijker is dat Bovenbouw ook in schijnbaar uitgesproken pragmatische en utilitaire projecten naar de nodige vorm van huiselijkheid en specificiteit op zoek gaat. “Uiteraard kan je discussiëren over wat wel of niet huiselijk is, maar door gebruik te maken van onder meer rode baksteen en hout hebben we de personeelsgebouwen van de Antwerpse recyclageparken toch de nodige vorm van eigenheid meegegeven”, meent Somers. Meer zelfs, van de in totaal vijf containerparken die Bovenbouw voor de Stad Antwerpen mag realiseren, is er uiteindelijk geen één hetzelfde.
“We hadden nochtans perfect hetzelfde ontwerp op vijf verschillende plekken kunnen neerpoten. Zowel opdrachtgever als programma zijn immers altijd hetzelfde: een grote luifel, een personeelsgebouw, enkele masten voor signalisatie. Alleen zou zo’n aanpak afbreuk doen aan de verscheidenheid en complexiteit van de realiteit. Ik geloof in dat opzicht heel sterk in de notie van heterotopie, in het feit dat elke plek inherent anders is. In het geval van de containerparken hebben we dan ook heel bewust de soms subtiele nuances in de context aangegrepen om vijf verschillende projecten uit te werken. Zo is het containerpark in Berchem op een driehoekig perceel ondergebracht, terwijl het in Borgerhout en Luchtbal om rechthoekige terreinen gaat, en speelden we ook met het materiaalgebruik. Het blijft weliswaar een reeks, maar wel een die een interessante combinatie van eenheid en verscheidenheid voorschotelt.”
Duurzame persoonlijkheid
In het architectuurdiscours van de voorbije decennia mag ‘stijl’ dan wel een vies woord geworden zijn, Somers heeft alvast geen intentie om de notie te verwerpen. Waar heel wat hedendaagse architecten in hun contextuele benadering verworden tot de stellingname dat ze ‘geen stijl’ hebben, hanteert Bovenbouw vanuit het brede referentiekader immers een veelheid aan stijlen, afgestemd op de unieke noden en context van elk project. Elk gebouw zijn eigen persoonlijkheid, zeg maar.
Een ‘neutrale’ architectuur is in ieder geval niet aan Bovenbouw besteed, en ook het verweer dat een ingetogen architectuur ruimte schept voor flexibele invullingen, hergebruik en circulariteit gaat volgens Somers niet op. “Natuurlijk is enige flexibiliteit noodzakelijk, maar moet elk gebouw ook effectief een wit bepleisterde doos of kolommenraster zijn om daaraan te beantwoorden? Ik ben misschien een idealist, maar ik geloof net dat het de persoonlijkheid van een gebouw is die respect afdwingt en ons er zo toe aanzet om het in stand te houden en misschien zelfs te beschermen. Net zoals we sommige uiterst fragiele schilderijen al duizenden jaren meedragen en restaureren, terwijl andere, zogenaamd meer duurzame, zaken al na drie jaar weggegooid worden.”
In de huidige context, waarin debatten over duurzaamheid en circulariteit door cijfers gedomineerd worden en er bij wijze van spreken geen enkele juiste oplossing meer lijkt te bestaan, is schoonheid volgens Somers dan ook geen te onderschatten duurzaamheidsaspect. “Neem nu het recent heropende Royale Belge in Brussel. Het brutalistische gebouw kende heel wat bedenkelijke bouwkundige aspecten, maar het is omwille van de uitgesproken persoonlijkheid van het bouwwerk dat besloten werd om het te beschermen en dat het vandaag een volledig nieuwe en veelzijdige invulling gekregen heeft.”
Vanzelfsprekend werd bij de renovatie van het Royale Belge ingezet op betere thermische en bouwfysische prestaties, maar Somers schat dat zo’n 80% van de ontwerpenergie uiteindelijk op het in stand houden van het oorspronkelijke karakter gericht was. “Ook gebouwen zijn uiteindelijk aan downcycling en upcycling onderhevig. Bedek je een historische gevel met isolatie en siliconenpleister, vervang je houten ramen door pvc en eiken vloeren door nieuw laminaat, dan win je op korte termijn misschien wel aan duurzaamheid, maar heb je het gebouw naar alle waarschijnlijkheid toch dichter bij de sloop gebracht. Probeer je daarentegen om alles in ere te herstellen en het karakter van het gebouw met gerichte ingrepen te versterken, dan help je het om zijn plek in de eeuwigheid te verdienen. Waarom ons schikken naar de logica dat een gebouw een levensduur van amper vijftig jaar heeft en elke vijftien jaar opnieuw uit- en aangekleed moet worden, als we ook gebouwen kunnen optrekken die voldoende persoonlijkheid hebben om die levensduur vele malen te overtreffen?”
“Als ontwerpers opereren we in de overlap tussen ons eigen referentiekader en de wensen en verwachtingen van de opdrachtgever.”
“If you don’t like it, draw it. Door iets te tekenen vindt er een zekere vorm van toe-eigening plaats, waaruit je vaak weer verder kan.”