@HOME  
Dimension 67 – maart 2023

“Elk ontwerp moet kunnen blijven evolueren”

Bertrand Evrats (he-architectes)

He-architectes staat op een spilpunt. In het najaar van 2022 nam mede-oprichter Damien Henry op 53-jarige leeftijd afscheid van het bureau; enkele maanden later staat het Luikse architectenbureau op punt om te verhuizen van een huurkantoor in de Rue Ernest de Bavière naar een eigen project iets verderop in de wijk Outremeuse. Het uitgelezen moment om even stil te staan bij heden, verleden en toekomst.

“Het voelt een beetje als het einde van een tijdperk”, lacht Bertrand Evrats. “Het is namelijk in dit kantoortje, toen nog een soort co-working, dat he-architectes ontstond. Ik werkte hier na mijn uren bij Georges-Eric Lantair aan eigen projecten, en ook Damien huurde hier een bureau. Zo hebben we elkaar geleidelijk aan in een werkcontext leren kennen en zijn we in 2010 effectief gaan samenwerken. Al werd dat pas in 2014, met de oprichting van he-architectes, officieel geformaliseerd.”

An unlikely couple

Henry en Evrats, beiden opgeleid aan Saint-Luc Liège, vormden geen voor de hand liggend, doch wel een complementair duo. De ene gevormd door de eerder formele, postmodernistische attitude van Claude Strebelle en het Atelier du Sart Tilman en actief in de particuliere woningbouw; de andere getekend door een decennium van eclectische, detaillistische en bovenal procesgedreven architectuur bij Georges-Eric Lantair en met duidelijke ambities in de publieke sector. “Onze verschillende visies en ervaringen hebben onze architectuur vormgegeven en gevoed”, meent Evrats. “Elk ontwerp en elk project is het resultaat van discussie en overleg, van elkaar in vraag stellen en blijven stellen.”

Dat Damien Henry zijn activiteiten als architect inmiddels heeft gestaakt – hij blijft wel actief als architect-expert in een expertisebureau – betekent niet dat alle ontwerpen van he-architectes vanaf heden de signatuur van Evrats zullen dragen. “We werken nog steeds in een uitgesproken horizontale structuur. We zijn een klein team van momenteel vijf architecten, waarin iedereen alle aspecten van het beroep opneemt en kan ontwikkelen. In de wedstrijd- of conceptfase van een project zitten we regelmatig samen rond de tafel en elke woensdagnamiddag houden we de agenda’s vrij voor het geval iemand een workshop wil organiseren. Iedereen heeft een eigen en evenwaardige stem; het is heus niet zo dat alleen mijn ideeën tellen of dat oplossingen systematisch op mijn initiatief moeten komen. Als iemand een goede oplossing voorstelt, kan ik dat alleen maar onderschrijven. Dat geeft iedereen de kans om zich uit te drukken en aansluiting te vinden bij de architectuur die we creëren, en is volgens mij een van de belangrijkste redenen waarom onze medewerkers zich hier zo goed voelen. Meer zelfs, in de nabije toekomst hopen we enkelen onder hen tot de vennootschap te doen toetreden.”

Tussen pragmatisme en generositeit

Het architecturale resultaat van bovenstaande aanpak omschrijft Evrats als “een heterocliet geheel”. “Een type-oplossing of vaste vormentaal is er in ieder geval niet”, verklaart hij. “Al zijn onze verschillende visies natuurlijk wel tot een nieuwe attitude versmolten. Die wordt vooral gekenmerkt door pragmatisme. Het programma is een leidende factor. Of, beter nog, de noden van de klant. Die zitten namelijk niet altijd in het programma vervat. Soms moet je wat dieper graven om de echte noden te identificeren. Elk ontwerp probeert vervolgens een antwoord te bieden dat het best op die noden is afgestemd, maar dat ook de nodige souplesse in zich draagt om, zowel tijdens de verdere ontwerp- en uitvoeringsfase als tijdens het gebruik, met het programma mee te evolueren. Het is niet de bedoeling dat we een dermate strikt concept vastleggen waarvan we vervolgens niet meer kunnen afwijken wanneer bijvoorbeeld de omstandigheden of randvoorwaarden wijzigen.”

De aandacht voor het inherent evolutieve karakter van het ontwerp neemt Evrats mee uit zijn ervaring bij Lantair, zij het met een duidelijk andere insteek. “De ontwerpen van Lantair waren doorgedreven tot in de details en werden ook in de werffase nog regelmatig gewijzigd. Dat resulteerde echter vooral in hyperspecifieke ontwerpen. In onze eigen praktijk pakken we het strategischer aan en richten we ons vooral op de fundamentele waarden in het ontwerp. We willen ons niet verliezen in gesofisticeerde details waar uiteindelijk enkel onze confraters oog voor hebben, maar wel voldoende speelruimte hebben om het functioneren van het gebouw volledig op punt te zetten. Een anekdotisch, doch tekenend voorbeeld: de inkomhal van een publiek gebouw. Traditioneel is dat de laatste ruimte op de planning en blijft er op dat moment nog maar weinig tijd en budget over. Terwijl het wel gaat om de eerste (en soms enige) ruimte die iedere bezoeker te zien krijgt. Wij proberen bouwheren en aannemers dan ook duidelijk te maken dat die inkomhal voldoende aandacht verdient, dat we daar de nodige generositeit moeten voorzien. Maar net omdat het zo’n fundamenteel gegeven is, begrijpen ze dat ook.”

Pragmatisch en programmatisch betekent dus niet droog of ongeïnspireerd. “Het gaat er net om dat je heel gericht ingrijpt en generositeit creëert op de plaatsen en aspecten waar het een meerwaarde biedt voor het programma en de uitdagingen waarmee dat gepaard gaat. Steeds vaker gaat dat om energie, budget, materiaaltekort, enzovoort.” De renovatie van een typische Luikse stadswoning met een al even typische donkere, gesloten aanbouw met keuken en achterkeuken illustreert die aanpak. In plaats van een extra achterbouw te voorzien om de ruimtes met elkaar te verbinden, werd ervoor gekozen om de footprint van het gebouw te behouden en volledig in te zetten op het optimaliseren van de bestaande vierkante meters. Door de binnenmuren in de aanbouw te verwijderen, de hoek tussen aanbouw en oorspronkelijke woning open te werken en grote schuiframen toe te voegen richting tuin en terras, werden openheid en connectie gecreëerd. “De bouwheer had geen nood aan extra vierkante meters. Het was vooral een kwestie van het zwaartepunt van de woning te verleggen en kwaliteit toe te voegen. Daar gingen dan ook de meeste aandacht en budget naartoe. De materiaalkeuze was in dat opzicht ondergeschikt. Met uitzondering van het houten schrijnwerk dat tactiliteit en een warme huiselijkheid toevoegt, werd er voor heel eenvoudige, rudimentaire materialen gekozen. En toch is de transformatie compleet: de 35 m2 die voorheen donker en onpraktisch waren, hebben zich ontpopt tot een ruimte waarin zich talloze activiteiten ontplooien en die het hele ensemble verenigt. Dat is de belangrijkste meerwaarde.”

Scholenbouw

Particuliere woningen vormen vandaag evenwel nog maar een klein aandeel in de activiteiten van he-architectes. “Voor onze samenwerking had Damien Henry een heel aantal residentiële projecten op zijn naam staan, maar dankzij de ervaring die ik opdeed bij wedstrijden en openbare aanbestedingen konden we ook die activiteit verder ontwikkelen. Uiteindelijk hebben we die ambitie effectief vooropgesteld, zij het met een expliciete nadruk op projecten met een sociale dimensie zoals schoolgebouwen en andere gemeenschapsinfrastructuur, projecten die echt ten dienste staan van het publiek. Uiteindelijk was het ook de gunning van drie schoolprojecten op rij die ons in 2014 toeliet om he-architectes op te richten.”

Het nieuws dat he-architectes geselecteerd was voor het ontwerp van de basisschool in Flémalle, het internaat van Heusy en het atheneum van Ans-Alleur volgde elkaar in januari 2014 letterlijk week na week op. “Op dat moment zijn we heel wat scholen gaan bezoeken, om na te gaan hoe we een antwoord konden formuleren op de problematiek van schoolinfrastructuur. In het atheneum van Ans-Alleur, waar zowel technisch als algemeen secundair onderwijs gegeven wordt, vertaalt zich dat onder meer in de combinatie van een open en aangename inkomhal en circulatie, die door alle leerlingen gedeeld wordt, met een verder eenvoudig, doch rationeel plan om ruimte en kosten te besparen. Zo bevinden de technische ateliers voor onder meer houtbewerking – ruimtes die voor de nodige geluidsoverlast kunnen zorgen – zich beneden, en werd er op de bovenliggende verdiepingen een traditionele batterij van klassen met centrale gang voorzien. Achter de beglaasde gevel op de kop van het gebouw bevinden zich klassen die wel wat meer levendigheid en interactie met de omgeving kunnen verdragen, zoals een tekenatelier en een ersatz kantoor voor bijvoorbeeld rollenspel in de secretariaatsopleidingen.”

“Het is evident dat je een schoolgebouw niet ontwerpt zoals je een woning ontwerpt”, vervolgt Evrats. “Er is in verhouding veel minder budget en er gelden heel andere normen en regels. Dat heeft onmiskenbaar zijn impact op de gebruikte materialen. Pragmatisme blijft daarbij onze belangrijkste leidraad, wat uiteindelijk om meer draait dan enkel de keuze voor eenvoudige materialen. Ook hier gaat het om een afweging. In Ans-Alleur, maar bijvoorbeeld ook in het meer recente I.A.T.A., een schoolproject in Namen dat momenteel in uitvoering is, kozen we er bijvoorbeeld voor om alle plinten, deurkaders en ander schrijnwerk dat regelmatig onderhoud vergt in eenzelfde neutrale kleur te schilderen om dat onderhoud te vereenvoudigen, maar tegelijk durven we op elementen die minder snel schade oplopen wel een kleuraccent toe te voegen. Of we combineren muren uit naakte betonblokken met een afwerking in wit pleisterwerk ter hoogte van de dakramen om extra licht te reflecteren, zoals in EESPSCF Flémalle.”

Zeker in schoolgebouwen en publieke projecten, waar budgetten beperkt zijn en een architect minder inspraak heeft in de keuze van de aannemer, benadrukt Evrats nog het belang van een goed ontworpen detail. “Als je wil dat iets gerealiseerd wordt zoals je het voor ogen hebt zonder het budget op te drijven, dan moet je ervoor zorgen dat het in lijn ligt met de praktijk en manier van werken van de aannemer. Dat betekent dat je zijn vak, werkwijze en materialen voldoende moet kennen. Wij hebben het geluk dat we in een regio werken met een rijke traditie van schrijnwerkers en andere vakmannen en dat we daar tijdens onze loopbaan al heel wat van opgestoken hebben. We kennen zelfs hun kleine trucjes en weten hoe we een detail moeten ontwerpen dat ze mooi kunnen uitvoeren. Ook dat is pragmatisme. Het maakt deel uit van het proces én het zorgt voor een wederzijds respect.”

Een nieuwe markt?

Naast twee nieuwe schoolprojecten heeft he-architectes momenteel nog een ander belangrijk ontwerp in uitvoering: de reconversie van een voormalige drukkerij tot co-housingproject La Commune, waar het architectenbureau in de eerste helft van 2023 ook zelf zijn intrek zal nemen. Gelegen in het binnengebied tussen de Rue de la Commune, de Rue de la Province en de Boulevard de la Constitution zal het project van in totaal 2.300 m2 een van de eerste co-housingprojecten zijn dat in Luik gerealiseerd wordt. “Veel van dergelijke projecten komen nooit echt van de grond”, aldus Evrats. “De coöperanten hebben vaak immers heel wisselende behoeften. In ons geval zijn er weliswaar wat vertragingen geweest door lockdowns en materiaalschaarste, maar over het algemeen zijn we wel snel opgeschoten. Dat heeft te maken met het bewonersbestand enerzijds – alle toekomstige bewoners zijn van een zekere leeftijd, hebben een zekere stabiliteit gevonden en komen bovendien uit hetzelfde socio-culturele milieu – en met onze eigen rol in de groep anderzijds. Omdat wij als architecten zelf deel uitmaken van de bewonersvereniging kunnen het project technisch en administratief dragen en zorgen dat de zaken vooruitgaan. Dat is een belangrijke meerwaarde.”

La Commune zal voorzien in negen woonentiteiten van verschillende grootte-ordes, een reeks collectieve binnen- en buitenruimtes alsook een grafisch atelier en een nieuw, groter kantoor voor he-architectes. “Na het afscheid van Damien Henry is het een soort nieuwe start voor ons, maar of het ook betekent dat we het team meteen gaan uitbreiden, dat is iets dat de markt zal bepalen. Uiteindelijk blijven we op hetzelfde elan verder werken, en de publieke markt, in het bijzonder het deeltje waarop wij actief zijn, blijft er een met heel veel concurrentie. Dat heb je zelf niet zomaar in de hand. Al zetten we met La Commune natuurlijk wel de deur open richting andersoortige projecten die ook een maatschappelijke meerwaarde bieden. De tijd zal uitwijzen of dat he-architectes verder kan doen groeien.”