DOSSIER  
Dimension 63 – februari 2022

(g)een architectuurwedstrijd.

Over de Open Oproep

De Open Oproep is 20 jaar jong en vormde al die tijd mee de motor achter de opgang van de architectuurcultuur in Vlaanderen. Hoe maken we deze gunningsprocedure klaar voor de toekomst?

Ter gelegenheid van de opening van een dubbeltentoonstelling n.a.v. deze verjaardag, schreef huidig Vlaams Bouwmeester Erik Wieërs in “Meer dan een wedstrijd. De Open Oproep in een veranderende bouwcultuur.” over de uitdagingen om de Open Oproep toekomstbestendig te maken. We ontwaren zelf enkele tendensen die daarmee deels samenvallen.

Tendens 1: naar ontwerpend onderzoek

Huidig Vlaams Bouwmeester Erik Wieërs zit op dezelfde lijn als de eerste Vlaams Bouwmeester, b0b Van Reeth: wedstrijden moeten tot de keuze voor een ontwerper leiden, en niet al meteen tot een ontwerp. Zo kan het ontwerptraject na de gunning verder met de bouwheer doorlopen worden. Een selectie op basis van een beknopte visie in plaats van een volledig uitgewerkt ontwerp, helpt ook om de werklast die ‘wedstrijden’ met zich meebrengen binnen de perken te houden. De remuneratie is een van de voornaamste problemen bij wedstrijden in ons land. Daar waar je als architect een carrière kan opbouwen door deel te nemen aan de deftig betaalde architectuurwedstrijden in Frankrijk – hetgeen zelfs enkele Belgische bureaus gedaan hebben – geldt voor Belgische wedstrijden eerder het omgekeerde en wegen de kosten op de hele sector. Om die werklast in overeenstemming te brengen met de vergoeding kan een inperking van het gevraagde materiaal een uitkomst bieden. Maar het probleem zit ook bij het architectengild zelf, waar – onbedoeld – een opbod ontstaat met uitgewerkte plannen en maquettes, terwijl de Open Oproep enkel een visie vraagt. Het minder specifiek maken van de vraag, én een beperking van het in te dienen materiaal, zou er in het geval van de Open Oproep toe moeten leiden dat er vijf ontwerpend onderzoeken geleverd worden aan de jury in plaats van volledig uitgewerkte ontwerpen. Meer in verhouding tot de remuneratie én interessanter als ontwikkeling binnen het kantoor.

Tendens 2: meer zekerheid voor de opdrachtgever

De ontwerpinpanningen limiteren is echter niet evident op een moment dat bouwheren de zekerheid van ‘design & build’- of DBFM-formules beginnen te appreciëren. Vandaag is deze formule geen onderdeel van de Open Oproep, juridisch is het ook moeilijk, maar er zijn wel oefeningen om bouwteams mogelijk te maken. Bij andere wedstrijden, in het bijzonder scholenbouw, winnen Design & Build-formules aan populariteit. De voornaamste troef is dat architect en aannemer daarbij van bij het begin samenzitten, wat de haalbaarheid en bijgevolg de betaalbaarheid van het ontwerp ten goede komt. De ontwerpkwaliteit hoeft er ook niet onder te lijden. In het begin leidde die aanpak tot eerder brave ontwerpen, maar daarin is een evolutie merkbaar. Aannemers zijn zich bewust geworden van de meerwaarde van een goede architect voor het resultaat. Een van de nadelen is wel dat de onafhankelijke positie van de architect minder helder wordt. En natuurlijk is er het grote probleem van architecten die het grootste deel van hun werk leveren – zonder er amper voor betaald te worden als ze niet geselecteerd worden.

Tendens 3: professioneel bouwheerschap

Alles begint bij het nauwkeurig formuleren van de opdracht. De Open Oproep is een begeleidingstraject waarbij het succes samenhangt met een goede projectdefinitie. Daar heeft het Team Vlaams Bouwmeester bouwheren in het verleden geholpen. Een goede bouwheer is overigens essentieel voor een goed resultaat. Niet toevallig werd de Prijs Wivina Demeester voor excellent bouwheerschap in het leven geroepen om dit te benadrukken. De kracht van architectuurwedstrijden is ook dat ze helpen om de vraag in vraag te stellen, maar natuurlijk moeten besturen of opdrachtgevers eerst hun werk grondig doen.

Tendens 4: omgaan met mondige burgers

Een laatste uitdaging, door Wieërs geformuleerd, “houdt verband met een groeiende aandacht voor architectuurkwaliteit bij steeds mondiger burgers”. Het volstaat allang niet meer om enkel een geëngageerde burgemeester mee te krijgen, maar je moet ook het brede publiek betrekken en overtuigen. De meeste weerstand valt de projecten rond erfgoed te beurt – zie de ophef rond het Steen en Gravensteen, maar het is belangrijk om over álle projecten grondig en tijdig te communiceren, zodat er een breed draagvlak ontstaat. Het participatietraject kan best opgestart worden, los van de selectieprocedure, vóór de projectdefinitie opgesteld wordt. Na selectie van het team kunnen er nieuwe overlegmomenten komen. Op die manier kunnen de grootste struikelblokken op voorhand uit de weg geruimd worden met een project dat inspeelt op de noden van de bevolking. Uiteindelijk is een van de uitgangspunten van de Open Oproep om vanuit de ontwerpen het maatschappelijk belang te dienen. Om tot vruchtbare resultaten te komen, is er een wisselwerking nodig. Een traject, waarbij de aangeduide ontwerpers samen met opdrachtgevers en in overeenstemming met het maatschappelijk belang tot hun ontwerp komen, geeft het meest kans op een geslaagd project.

Redactie: Ir-arch. Arnaud Tandt

  • Eind november opende in De Singel het laatste luik van de reizende tentoonstelling “Open Oproep. 20 jaar architectuur in publieke opdracht”. Gelijktijdig loopt er ook de expo “Coming of Age. Architectuurwedstrijden in Vlaanderen en Brussel.” Die schetst de ontluikende wedstrijdcultuur in de twee decennia vóór de Open Oproep-procedure aan de hand van tien architectuurwedstrijden. Tot 17 april 2022 in De Singel, Antwerpen.
  • Publicatie “Meer dan een wedstrijd – De Open Oproep in een veranderende bouwcultuur”, Maarten Liefooghe en Maarten Van Den Driessche (red.), Vlaams Architectuurinstituut en Team Vlaams Bouwmeester, 2021, 140 p.