@HOME  
Dimension 57 – september 2020

Prof. ir.-arch. Leo Van Broeck – BOGDAN & VAN BROECK

“Architecten beseffen niet altijd hoe politiek hun opdracht wel is”

Hoeft Leo Van Broeck nog een introductie? Vooruit dan maar. Tot voor kort was hij Vlaams Bouwmeester. Samen met Oana Bogdan runt hij het internationaal samengestelde Brusselse architectenbureau BOGDAN & VAN BROECK. Hij is al een kwarteeuw verbonden aan de KU Leuven en sinds 2006 professor ontwerp architectuur en stedenbouw. Via analyse, synthese en engagement zet hij zich in om de scheefgelopen relatie mens-planeet naar een betere symbiose te dirigeren.

“De vier interessantste jaren uit mijn leven”, riposteert hij zonder weifelen als we peilen naar de slotsom van zijn Bouwmeesterperiode. “Ik mocht mij bezig houden met de machinerie van de Vlaamse ruimtelijke ordening in al haar facetten: bouwen, wonen, verdichting, landbouw, mobiliteit, natuur, infrastructuur. Razend boeiend omdat in onze relatie met de ruimte rondom ons alle elementen samenkomen van de grote uitdaging waar de mensheid vandaag voor staat: economie, energie, wonen, mobiliteit, klimaat, ecosysteemverlies, de extinctie van soorten.”

Geregeld stond u ook in het oog van de storm.

“Dat valt best mee. Toen ik bij mijn start zei dat ik wou inzetten op kernverdichting, werd dat in de pers vertaald als: de Vlaamse Bouwmeester wil iedereen doen verhuizen naar kleine appartementen in de stad. Dat heb ik nooit gezegd, integendeel: kernverdichting kan ook in dorpen en via rijwoningen met een tuin. Maar elke nuance was weg, de mensen werd angst ingeboezemd en het kostte de nodige moeite om dat fout beeld bij te sturen. Daarna stak er nog twee keer een mediastorm op doordat een journalist een citaat van mij fout framede. Mijn uitspraak dat het fiat voor nieuwe verkavelingen in de open ruimte voor open bebouwingen met een lage dichtheid, crimineel was, werd verengd tot alle vrijstaande woningen en de term crimineel, een manier om aan te geven hoe erg iets wel is, werd strikt juridisch geïnterpreteerd. Het argument dat dergelijke verkavelingen een onaanvaardbare ecologische en economische schade aanrichten – onze lintbebouwing kost ons jaarlijks 30 miljard euro – en dus maatschappelijk onverantwoord zijn, verzoop in het getoeter.”

“Een tweede hetze barstte los toen de Mobiscore als online tool was voorgesteld. Ik omschreef dat als een interessant systeem om een intelligent plattelandsbeleid uit te tekenen. Vandaag geeft de overheid iemand die een woning sloopt en herbouwt conform betere energetische eisen, een premie van 7500 euro, ook als het gebouw slecht gelegen is. Resultaat: de bewoners versterken voor nog eens 50 jaar het fileleed. Met de Mobiscore kan je de mensen op het platteland ondersteunen in wat ze echt nodig hebben, bv. via subsidies voor een fietsostrade of een salariswoning. In Londen wordt een soortgelijk instrument, het Public Transport Accessibility Level PTAL, al lang gebruikt als beleids- en planninginstrument. Uiteraard hangt alles ervan af wat de politiek ermee doet, voegde ik daar tijdens mijn telefonisch onderhoud met de journalist aan toe. Zo maakte de woonbonus wonen niet beter betaalbaar, maar deed hij de prijzen stijgen en kwam hij vooral de vastgoedsector ten goede. Met een keukenmes kan je een lekkere maaltijd bereiden of in je vinger snijden. De volgende dag kopte de krant in kwestie: ‘Bouwmeester wil platteland fiscaal straffen’. Maar weet je, uiteindelijk hadden die discussies weinig te maken met waar het Team Vlaams Bouwmeester echt mee bezig was.”

Wat was dat dan?

“Het team heeft Open Oproepen en voor kleinere projecten Oproepen Aan Geïnteresseerden georganiseerd en begeleid. We hebben diverse pilootprojecten opgezet en het BWMSTR Label verder gezet. Om mensen te sensibiliseren heb ik in totaal 250 lezingen gegeven in zowel stedelijke, kleinstedelijke als landelijke omgevingen, waar ik nooit op boegeroep ben onthaald. Integendeel, mensen luchtten veelal hun hart over het feit dat ze niet over een kader beschikten om de nodige maatregelen te treffen, of daarin werden belemmerd door allerlei regels en obstakels. We hebben ruim 100 defecten geïdentificeerd in niet-stedenbouwkundige wetgeving zoals de pachtwet, de wet op de mede-eigendom en de wetten op de gemeentefinanciering, die aan de basis lagen van een oneigenlijk ruimtegebruik. Zolang de gemeentelijke inkomsten voor een belangrijk deel afhangen van het aantal inwoners en bedrijven, blijven gemeenten gronden ontwikkelen. Een plattelandsgemeente die het groen-blauwe netwerk versterkt of ‘zuurstof en groenten produceert voor de stad’ en dus doet wat noodzakelijk is, gaat failliet.”

“Voor kleine gemeenten die niet beschikken over een slagkrachtige stedenbouwkundige dienst die een analyse kan maken van de sterktes en zwaktes van hun ruimtelijk systeem, hebben wij samen met een aantal partners de BWMSTR Scan ontwikkeld. Daarop tekenden in een eerste fase 60  gemeenten in, en de interesse voor een volgende reeks is groot. In samenwerking met de intercommunales hebben wij mobiele kwaliteitskamers gecreëerd die op afroep gemeentes tijdelijk ondersteunen bij ruimtelijke vraagstukken. Die zijn momenteel overbevraagd.”

De bouwmeesterscan weekt bij lokale besturen gemengde gevoelens los.

“Sommigen zijn woest, hetzij omdat zij de realiteit niet onder ogen willen zien, hetzij omdat ze denken dat wij hen verantwoordelijk stellen voor het ruimtelijk beleid van pakweg de voorbije 70 jaar, wat natuurlijk niet zo is. Anderen zeggen: we isoleren toch onze woningen, maar begrijpen niet dat die woningen op een foute locatie staan. Nog anderen betogen dat de scanresultaten hen niet verrassen, wat dan weer de vraag oproept waarom ze niet ageren. Dikwijls wijzen gemeenten op het gebrek aan instrumenten om een daadwerkelijk beleid te kunnen voeren. Daarom hebben we samen met de Onderzoeksgroep voor Stadsontwikkeling van de Universiteit Antwerpen en de VVSG op basis van de eerste lading scans een synthese gemaakt van de knelpunten die de aandacht vragen van het bovenlokale niveau. Het resultaat zijn concrete aanbevelingen die onder andere inspirerend kunnen zijn voor het Instrumentendecreet, dat deze Vlaamse regering – eens te meer – wil afwerken.”

De kritiek op het ontwerp van dat decreet was dat de voorgestelde vergoedingsregeling onbetaalbaar is voor de gemeenten.

“Elk lapje grond onteigenen tegen een fictieve volle waarde, is inderdaad onmogelijk. Maar om rekening te houden met de sterke waardestijging van bouwgronden de voorbije decennia, besloten de beleidsmakers om voor de planschadevergoeding niet langer uit te gaan van de geïndexeerde verwervingswaarde zoals vroeger, maar wel van de huidige, venale marktwaarde. Die switch opent interessante mogelijkheden. Zowel voor nieuwe als voor bestaande gebouwen moeten we van gas en stookolie overschakelen naar warmtenetten, die economisch en energetisch pas rendabel zijn bij een dichtheid van minstens 45 woningen per hectare. Voor nieuwbouw met die dichtheid bieden de ongebruikte woon- en woonuitbreidingsgebieden ruimte voor 6 miljoen extra inwoners. Als we ook het bestaande ruimtebeslag verdichten, dat vandaag een goede 1200 inwoners per vierkante kilometer bedraagt waar dat in Engeland bv. 1800 is, creëren we nog eens ruimte voor 2,2 miljoen bijkomende inwoners. De verwachte bevolkingsaangroei tegen 2080-2090 omvat slechts 1,2 miljoen mensen. Volgens berekeningen van BUUR zullen er, gezien het overaanbod, voor 80% van de huidige bouwrechten, zowel de directe rechten in woongebieden als de indirecte in woonuitbreidingsgebieden, geen klanten meer te vinden zijn. Dat heeft onvermijdelijk een impact op de venale waarde. Als je bij een onteigening of grondruil niet kunt aantonen dat je bouwgrond ontwikkelbaar is, kan de venale waarde flink onder de geïndexeerde verwervingswaarde zakken, of zelfs naar nul dalen als het om een grond in overstromingsgebied gaat.”

“Bij de discussie over de betaalbaarheid van de regeling komt een tweede aspect kijken. Op daartoe geschikte plekken kunnen gemeenten bestaande gebouwen, bv. rijtjeshuizen met twee bouwlagen, vervangen door gebouwen met zes bouwlagen. De eigenaars krijgen de venale waarde voor hun rijwoning, en met de extra bouwlagen creëert de gemeente ‘geld’ waarmee ze de bouwrechten kan compenseren van eigenaars van slecht gelegen villa’s die aan een ingrijpende renovatie toe zijn. In dergelijke gevallen hoeven gemeenten geen of nog amper planschade te betalen. De eigenaars van die villa’s zullen graag naar een locatie met meer faciliteiten en transportmogelijkheden verhuizen, op voorwaarde dat de nieuwe woning dezelfde kwaliteiten biedt als hun vroegere villa. Ik denk dan aan zaken als speelruimte voor de kinderen, een knutselatelier, een fietsenberging. Voor een dergelijke kwaliteitsvolle woonoplossing, waarvoor ik al vier jaar pleit, heb ik dankzij de coronacrisis nu een wervend adjectief gevonden: lockdown compatibel wonen. Dat komt niet neer op kleiner wonen in konijnenhokken of woontorens zoals sommigen stellen, maar op aangename appartementen met een buitenruimte en rijwoningen met een tuin, die minder grond innemen.”

“Met dergelijke instrumenten zoals grondruil, verhandelbare grondrechten en bovenlokale vereffening van bouwrechten, waaraan een positief verhaal te koppelen valt, is het beleid momenteel volop bezig. Daarnaast zijn andere oplossingen denkbaar. Zo kunnen salariswagens een hefboom vormen om burgers te doen verhuizen. In het rapport over klimaat en duurzaamheid, dat Jean-Pascal Van Ypersele en ik hebben gemaakt in opdracht van Youth for Climate, stellen we voor om werknemers als alternatief voor een salariswagen ook de keuze te geven voor eenzelfde fiscaal aftrekbaar voordeel als dat van de bedrijfsauto als korting op hun huur of lening, op voorwaarde dat ze verhuizen naar een woning met een goede mobiscore dichter bij hun werk.”

Wat vormt volgens u de grootste uitdaging voor uw opvolger?

“Die moet een narratief blijven ontwikkelen dat bestand is tegen een polarisatie door de pers en tegen politieke tegenstand. Dat narratief moet ook de groep die de nadruk legt op massa-extinctie en verdwijnende natuur, weten te verzoenen met de groep die louter naar het klimaat en de broeikasgasemissies kijkt. Die twee problematieken zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Wel moet de creatie van meer ruimte voor de natuur een wat grotere prioriteit krijgen, omdat de herstelperiode daar veel langer is. Als we morgen de uitstoot van broeikasgassen tot nul herleiden, zullen die gassen geleidelijk uit de atmosfeer verdwijnen. Daardoor zal de aarde over 200 tot 300 jaar opnieuw beginnen afkoelen en zitten we over 1000 tot 1200 jaar weer aan de temperaturen van voor het antropoceen. Dat lijkt lang, maar in het licht van de evolutie valt dat mee. Als daarentegen een soort uitsterft, duurt het gemiddeld 20.000 jaar voor er via mutaties en darwinistische selectie een gelijkwaardige vervanger met eenzelfde positie binnen de voedselketen opduikt. En soortenverlies gaat razendsnel. Zodra er onvoldoende exemplaren van een soort zijn om de genetische variabiliteit op peil te houden, is de kans dat ze verdwijnt heel waarschijnlijk. In Vlaanderen zit al 70% van de soorten onder die kritische drempel. Het totaalgewicht van gewervelden bestaat voor 65% uit onze veestapel, voor 32% uit mensen en voor nog amper 3% uit dieren in de natuur. Die evolutie is niet begonnen met de industriële revolutie, maar tienduizend jaar geleden, toen de mens sedentair werd en dorpen en steden ging bouwen. Precies daarom mag je de uitdagingen waar we vandaag voor staan, niet reduceren tot alleen maar het klimaat. Je uitsluitend concentreren op CO2-emissies maakt dat we collectief richting het ravijn denderen. Als Elon Musk in Duitsland enkele honderden hectaren bos mag kappen om een state-of-the-art groene Tesla-fabriek te bouwen, zijn we compleet fout bezig. Je zet toch geen roetfilter op de schouw van je Titanic als je op een ijsberg afstevent?”

“Toen de Vlaamse regering zei dat de Bouwmeester bij zijn kerntaken moet blijven, wierp de pers mij meteen voor de voeten dat ik voortaan dus niet meer over klimaat mocht spreken. Jullie hebben het nog altijd niet begrepen, was toen mijn reactie, want ik heb het altijd over architectuur gehad en beklemtoon al vier jaar dat het klimaat ondergeschikt is aan ruimtelijke ordening. Wij vermoorden de natuur door haar jas van lucht, water en bodem kapot te maken met ons ruimtebeslag. Alles draait om de vraag hoeveel ruimte wij mogen opvreten ten koste van al het andere leven op aarde en uiteindelijk ten koste van onszelf. Als wij met meer mensen op minder plaats moeten wonen, hebben wij de beste architecten nodig om die moeilijke ontwerpvraag aan te pakken en de noodzakelijke dichtheid aanvaardbaar, leefbaar en aantrekkelijk te maken.”

U schreef mee aan het SOPHIA rapport van de Resilience Management Group met voorstellen om na de coronacrisis het roer te keren.

“De Resilience Management Group wil onze maatschappij resistent maken tegen pandemieën en andere calamiteiten. Met corona beleven we een volledige herijking van onze maatschappij, wat een gigantische opportuniteit creëert. Als het thema klimaat en natuur op tafel kwam, luisterde de politiek tot nog toe te weinig naar de wetenschap. Hopelijk brengt de coronacrisis daar verandering in. Onze voorstellen voor een klimaattransitie zijn betaalbaar en positief. Wie kant er zich nu tegen een planeet met een eerlijke verdeling van de middelen, gezonde lucht, een hoge verkeersveiligheid, groene steden, een mooi platteland en meer natuur, zeker als de daarvoor benodigde investeringen lager liggen dan wat de status quo zal kosten?”

“Na de pandemie steken de overheden zich nu massaal in de schulden om de economie op te krikken. Dat geld moeten we investeren in zaken die geld opbrengen, niet in sectoren die je kwijt wil, zoals olie of vliegtuigmaatschappijen die korteafstandsvluchten organiseren. Breng luchtvaartmaatschappijen en internationale hogesnelheidslijnen onder in één consortium, zodat je geleidelijk de tewerkstelling van de ene naar de andere kan overhevelen. Slimme steden zoals Gent en Brussel sprongen al snel op de kar. De fietsstrook in de Wetstraat is de filebewoners misschien een doorn in het oog, maar kan bij de Brusselaars op applaus rekenen. Tevreden stedelingen vormen de eerste stap naar een electoraal draagvlak voor een goed ruimtelijk beleid. Nu moeten we ook de plattelandbewoners content stellen. Verkas excentrisch gelegen verkavelingen gaandeweg naar de dorpskernen. Dat moet mogelijk zijn op een afschrijvingstermijn van 30 jaar. Vermits Vlaanderen jaarlijks 1% van zijn bebouwing vervangt, en 60% op een foute plek staat, kan alles op twee afschrijvingstermijnen worden opgelost. Dat is niet zo lang. We verkavelen nog maar gedurende 60 jaar, voordien woonden op het platteland alleen boeren en wie er werkte: de smid, de molenaar. Verkavelingen zitten allerminst in het dna van onze Vlaamse wooncultuur als je naar de langere termijn kijkt.”

Het SOPHIA plan omvat ook een luik over onze democratie.

“De laatste verkiezingen hebben eens te meer duidelijk gemaakt dat mensen niet wakker liggen van het einde van onze planeet zolang ze niet weten of ze het einde van de maand zullen halen. Die situatie wakkert polarisatie en extremisme aan. Dat kunnen we aanpakken via solidariteit. Het aantal mensen maal de gemiddelde footprint per individu levert een belasting op die onze planeet niet aan kan. Het probleem is niet alleen de grote footprint, maar ook het aantal mensen. Geboortecijfers liggen enkel nog hoog in landen waar de scholingsgraad en de gezondheidszorg te wensen overlaten en er geen gelijkberechtiging van vrouwen bestaat. Via ontwikkelingshulp kan je daar iets aan doen en werk je politiek verbindend. Voor links betekent dat verdeling van kapitaal, voor rechts minder vluchtelingen en migratie. Hetzelfde geldt voor een echte deeleconomie. De inwoners van Eeklo hebben aandelen in het lokale windmolenpark en delen in het rendement daarvan. Zij worden allemaal kleine CEO’s van een collectief energiebeheer, dat niets te maken heeft met communisme, waar alle aandelen van de staat zouden zijn, maar een vorm van burgerkapitalisme uitmaakt. Links juicht dat toe als herverdeling van kapitaal, rechts ziet dat als een activering van kapitaal waardoor we allemaal kapitalisten worden. Als je een dergelijke fundamentele maatschappelijke herverdeling van het aandeelhouderschap in de productiemiddelen, een soort postkapitalistische visie die politiek heel verbindend werkt, kunt koppelen aan een kwalitatieve groei die minder grondstoffen en ruimte verbruikt, kom je tot minder milieu-impact, een hogere voedselkwaliteit en ga zo maar door.”

Ook in de architectenwereld hebt u zich altijd sterk geëngageerd.

“Ik stond mee aan de wieg van de vzw Stad en Architectuur in Leuven en van het Vlaams Architectuurinstituut VAi, en was voorzitter van de beroepsvereniging FAB. Maar ik ben nooit een vakbondsman geweest. Integendeel, ik heb mij zelfs verzet tegen de verplichting tot puur technische permanente vorming, omdat de kern van de architectuur daar volgens mij ontbrak en er geen ruimte was voor architectuurreizen, bezoek aan tentoonstellingen of deelname aan lezingen. We moeten ons concentreren op onze essentie. Architecten zijn de tanden waarmee de mensheid de natuur opeet. Daarom moeten wij onze missie enten op het planetair maatschappelijk belang, en niet op brandveilige, perfect geïsoleerde en luchtdichte villa’s in het bos.”

“Tegelijkertijd wou ik met die architectuurwerking niet-architecten bereiken, want architectuur is bedoeld voor iedereen, niet alleen voor architecten. Daarom heb ik mij nooit bezondigd aan esoterische verhandelingen, maar heb ik altijd getracht om helder, toegankelijk en met de nodige humor te communiceren. Enkele decennia geleden was het vanzelfsprekend dat politici niets van architectuur afwisten. Vandaag ken ik een provinciaal gedeputeerde die geabonneerd is op El Croquis, maken politici en medewerkers van de administratie architectuurreizen, telt Vlaanderen starchitects, trekt de Open Oproep voor 60% buitenlandse bureaus aan en omschreef een artikel op baunetz.de recent Vlaanderen en onze Open Oproep als een ‘Wunder’.”

U bent misschien geen vakbondsman, maar u bekommerde zich wel om het verdienmodel van de architect.

“Kwaliteit is zo belangrijk dat er een billijke financiële vergoeding tegenover moet staan. Dat is geen vakbondstaal. We hebben gedurende mijn mandaat en met terugwerkende kracht tot twee jaar voordien een monitoring opgezet van het aantal uren dat architecten besteden aan een Open Oproep. Op basis daarvan hebben we de deliverables aangepast en bv. inzake duurzaamheid alleen de essentie overgehouden: compactheid, vorm, kwaliteit van landschap en natuur. Parallel daaraan hebben we geleidelijk de vergoeding opgetrokken. Het resultaat is dat de vergoeding bij mijn aantreden neerkwam op 7 euro per uur, waar we nu aan circa 25 euro zitten. Dat creëert draagvlak bij de architecten. Wie al eens is uitgeknepen als een citroen, stapt veel sneller naar de Raad van State als hij een wedstrijd verliest omdat zijn ontwerp niet conform zou zijn, terwijl hij het omgekeerde kan aantonen. Als je architecten ernstig neemt, krijg je veel minder snel dergelijke reacties.”

“Ook tegenover derden heb ik altijd dat standpunt ingenomen. Europan vroeg mij op zeker ogenblik of ik hen wou ondersteunen om in België van start te gaan. Ik heb dat vlakaf geweigerd, want Europan komt neer op een onbetaalde wedstrijd waar soms tot 120 jonge teams zich maandenlang kreupel werken aan gigantische affiches, die dan op een halve dag worden gejureerd en waaruit de vijf beste worden gehaald. De helft van de winnende projecten wordt niet eens gebouwd. Werk in twee fases, met een A4 voor het eerste deel, een selectie van vijf teams die je goed betaalt voor de tweede fase, en de garantie voor de winnaar dat zijn ontwerp wordt gerealiseerd zodat hij een eerste referentie kan voorleggen, zei ik hen. Ze zijn bleek naar buiten gestapt. Het probleem is ook dat architecten zelf zouden moeten weigeren om in een dergelijk verhaal te stappen.”

Naast Bouwmeester bleef u bezig met uw eigen architectuurbureau. Was dat niet balanceren op een slappe koord?

“Ik was voor 80% aangesteld als Bouwmeester en mocht wettelijk gezien voor de andere 20% gewoon blijven doen wat ik wou. Maar omdat na het ontslag van Peter Swinnen iedereen met een loep naar de bouwmeester keek, hebben we er bewust voor gekozen om geen Vlaamse overheidsopdrachten meer te prospecteren en niet deel te nemen aan de Open Oproep. We hebben ons meer gericht op Brussel en Nederland en meer gedifferentieerd. Zo nemen we bv. dikwijls deel aan privéwedstrijden van ontwikkelaars en andere private opdrachtgevers. Maar als een wedstrijd volgens ons niet billijk is georganiseerd, haken we af en melden we de organisator schriftelijk waarom. En als een ontwikkelaar een bepaald terrein op het oog heeft en ons een schetsontwerp van de mogelijkheden vraagt, sturen we hem eerst een offerte. Wij doen niets gratis, hij kan hoogstens een korting onderhandelen.”

Hoe moeilijk was uw mandaat voor de organisatie van het bureau?

“De impact was groot, te meer daar Oana net toen ik Bouwmeester werd voor twee jaar naar Roemenië vertrok om daar een politiek mandaat op te nemen. Gelukkig waren we net overgestapt naar een zelfsturend team. Oana en ik houden ons vooral bezig met de grote lijnen. Is een project interessant? Zitten site en programma goed? Hoe kunnen we de krachtlijnen van het project in woorden omschrijven? Wordt het een introvert of extravert gebouw? Waar ligt de hamvraag voor het ontwerp? Daarna geven we ons team, dat met vragen en problemen uiteraard altijd bij ons terecht kan, het volle vertrouwen. We zijn vandaag met 19, Oana en ikzelf inbegrepen. Die schaal is, op een krimp tijdens de crisis na, altijd ongeveer gelijk gebleven. Maar geregeld gaan mensen weg om een eigen bureau te starten. Als we extra handen nodig hebben, kunnen we op die bureaus altijd tijdelijk een beroep doen.”

U kwam zelf ook uit een ander bureau?

“Zowat 15 jaar geleden heb ik een hersentrombose gehad. Gelukkig ging het om een trombose in de kleine hersenen, zodat ik al na een week het ziekenhuis mocht verlaten en na twee weken weer aan de slag was. Maar de trombose was wel bijna levensbedreigend omdat ze net naast een kritieke plek in de hersenen plaatsvond. Na die ervaring besloot ik alleen nog te doen wat ik echt wou, liet ik mijn vorige bureau over en ben ik met Oana en twee medewerkers een bureau in Brussel opgestart. Hoewel we in Brussel niemand kenden en die stad geen eenvoudige context vormt om jezelf heruit te vinden, zijn we snel gegroeid en draaiden we al na twee jaar op volle snelheid. In ons bureau werken mensen uit heel de wereld en is Engels al ruim een decennium de voertaal. We beschikken ook over een internationaal academisch netwerk. Oana zat net nog in een jury in Mendrisio en zelf was ik onder andere al in La Paz, Buenos Aires en Philadelphia voor lezingen.”

U keert ook met ambitieuze plannen terug naar de KU Leuven.

“Over drie jaar ga ik met emeritaat. Voor het zover is, wil ik een interfacultaire opleiding in duurzaamheid helpen opzetten. Momenteel is dat een thema aan de verschillende faculteiten, maar ontbreekt een aparte bachelor en master die transversaal de knowhow uit de verschillende invalshoeken bundelt en mensen opleidt die de toekomstige beslissingsnemers kunnen adviseren, zeg maar als de virologen van de duurzaamheid. Kennissen bij de UN beamen dat er nood is aan high level geschoolde mensen die mee kunnen aangeven welke richting de wereldeconomie en het internationale beleid uit moeten, zonder een tewerkstellingskerkhof te veroorzaken. Architecten zijn bij uitstek geknipt voor een dergelijke opleiding. Question the question is de eerste stap in elke ontwerpopdracht. Geeft hen een opdracht en het eerste wat zij zeggen, is: moet ik dat wel doen en zo ja, op die plek? Architectuur is een vorm van systeemdenken, een organigram dat aangeeft hoe alles verband houdt met elkaar. Architectuur draait om de vraag hoe je de driedimensionale aanwezigheid van de menselijke soort op aarde ontwerpt, in al haar gedragingen en uitwassen en ruimtelijke effecten op water, bodem en lucht. Hoe houden we onze planeet in stand als we nog 300 jaar met te veel mensen zijn, want de aarde biedt slechts ruimte voor 3,5 miljard mensen? Hoe kunnen we de impact en schade van die overbevolking intussen zoveel mogelijk beperken? Architecten beseffen niet altijd hoe politiek hun opdracht wel is.”

www.bogdanvanbroeck.com

Door Staf Bellens en Colette Demil

“Het Team Vlaams Bouwmeester heeft ruim 100 defecten geïdentificeerd in niet-stedenbouwkundige wetgeving zoals de pachtwet, de wet op de mede-eigendom en de wetten op de gemeentefinanciering, die aan de basis lagen van een oneigenlijk ruimtegebruik.”

“Zolang de gemeentelijke inkomsten voor een belangrijk deel afhangen van het aantal inwoners en bedrijven, blijven gemeenten gronden ontwikkelen. Een plattelandsgemeente die het groen-blauwe netwerk versterkt of ‘zuurstof en groenten produceert voor de stad’ en dus doet wat noodzakelijk is, gaat failliet.”

“Als Elon Musk in Duitsland enkele honderden hectaren bos mag kappen om een state-of-the-art groene Tesla-fabriek te bouwen, zijn we compleet fout bezig. Je zet toch geen roetfilter op de schouw van je Titanic als je op een ijsberg afstevent?”

“Architectuur is bedoeld voor iedereen, niet alleen voor architecten. Daarom heb ik mij nooit bezondigd aan esoterische verhandelingen, maar heb ik altijd getracht om helder, toegankelijk en met de nodige humor te communiceren.”

“Met de Mobiscore kan je de mensen op het platteland ondersteunen in wat ze echt nodig hebben, bv. via subsidies voor een fietsostrade of een salariswoning. In Londen wordt een soortgelijk instrument, het Public Transport Accessibility Level PTAL, al lang gebruikt als beleids- en planninginstrument.”

“Kwaliteit is zo belangrijk dat er een billijke financiële vergoeding tegenover moet staan.”