Aan de rand van het Kortrijkse Begijnhofpark, in de voormalige Groeningeabdij, opende eind maart de nieuwe kunst- en tentoonstellingssite Abby. Nog geen twee maanden later sleepte het project van Barozzi Veiga en Tab Architects de titel van Museumgebouw van het Jaar in de wacht. De fijngevoelige relatie tussen erfgoed en hedendaagse architectuur speelde een doorslaggevende rol in de erkenning, maar ook de verbinding met en heractivatie van het omliggende park is een belangrijke verdienste van het museum.
Via een Open Oproep ging het stadsbestuur van Kortrijk in 2019 op zoek naar een ontwerp en ontwerpteam voor de herbestemming van de Groeningeabdij. De zestiende-eeuwse cisterciënzerabdij, die later ook als klooster van de Arme Klaren fungeerde, moest omgevormd worden tot een eigentijdse kunst- en tentoonstellingssite die het creatieve DNA van de stad reflecteerde en waar onder meer de eigen kunstcollectie toegankelijk gemaakt kon worden. Een eerder opvallende oproep, want de Groeningeabdij werd twintig jaar eerder al grondig gerenoveerd en met onder meer een nieuwbouw tot museumsite getransformeerd. In 2007 werden er nog de toeristische dienst en het belevingscentrum rond de Guldensporenslag in ondergebracht.
“De ambities kaderden in een breder stadsontwikkelingsproject”, vertelt ingenieur-architect Bert Bultereys van Tab Architects, dat samen met het Spaanse architectenbureau Barozzi Veiga en restauratiespecialisten Koplamp Architecten met het winnende ontwerp kwam. “Na onder meer de heraanleg van de Grote Markt, de verlaging van de Leieboorden en de restauratie van het Begijnhof moest de herbestemming van de Groeningeabdij het sluitstuk van de vernieuwing vormen. Het belevingscentrum Kortrijk 1302 kreeg ondertussen een nieuwe invulling in de nabijgelegen Onze-Lieve-Vrouwekerk.”
Historische ruimtelijkheden
Tab Architects en Barozzi Veiga verenigden zich eerder al voor de renovatie van het Joods Museum van België en ook ditmaal stonden de neuzen in Gent en Barcelona meteen in dezelfde richting. “We waren er allemaal van overtuigd dat elke latere toevoeging zonder historische waarde afgebroken moest worden”, aldus Bultereys. “Dat was een radicaal, doch essentieel standpunt”, vervolgt architect en medevennoot Tom Debaere. “Door de nieuwe toevoegingen te verwijderen werden de oorspronkelijke en historisch waardevolle gebouwen weer zichtbaar. Wat overbleef en als dusdanig opnieuw gebruikt kon worden, was de zuivere vorm van de kapel en het dormitorium uit de zestiende eeuw alsook een tweede kapel uit de negentiende eeuw.”
Binnenin het gebouw hanteerde het ontwerpteam dezelfde principes. Een stalen structuur met twee tussenvloeren werd uit de cisterciënzerkapel verwijderd, in de negentiende-eeuwse kapel werd het tongewelf in ere hersteld en in het dormitorium kwamen de houten balken en terracotta vloer opnieuw bloot te liggen. Respectievelijk fungeren ze vandaag als tentoonstellingsruimte, atelier en ‘stadsliving’, een vrij toegankelijke ruimte waarin hedendaagse kunstenaars in dialoog gaan met de collectie van de stad. Debaere: “De Groeningeabdij draagt een verscheidenheid aan heel specifieke ruimtelijkheden in zich. Die ruimtelijkheden wijken af van de klassieke museumzaal en zullen voor kunstenaars en curatoren misschien een uitdaging vormen, maar bieden tegelijk ook nieuwe kansen. De facto zorgen ze voor een verbijzondering van het museum. Dat hebben we willen blootleggen en bewaren, zonder er te veel aan toe te voegen. De historische elementen die nog aanwezig waren, zoals de rode terracottavloer en houten balken in het dormitorium, werden bewaard; voor het overige kozen we voor een sober materialen- en kleurenpalet. Met uitzondering van een vitrinekast in de stadsliving en een gordijn langsheen de perimeter van de zestiende-eeuwse kapel zijn er in de historische ruimtes geen nieuwe toevoegingen. We hebben ons echt beperkt tot de architectuur. Zo kan het museum in beweging blijven. Daarin schuilt de duurzaamheid.”
Onderbouwd volume
Met de afbraak van de twintigste-eeuwse toevoegingen slonk ondertussen wel het aantal beschikbare vierkante meters en werd de reeds aanwezige discrepantie tussen site en programma op scherp gesteld. Bultereys: “Het vooropgestelde programma oversteeg de ruimtelijke draagkracht van het terrein. We vonden het echter geen optie om de site vol te bouwen. We wilden de historische architectuur absoluut in zijn geheel zichtbaar maken en houden. Het logische gevolg was om een deel van het programma ondergronds te realiseren.” Op niveau -1, onder de huidige binnentuin enerzijds en logistieke zone anderzijds, werden zo twee state-of-the-arttentoonstellingszalen toegevoegd. Anders dan de heel specifieke historische ruimtes, gaat het om neutrale zalen die volledig ten dienste staan van de kunst. Het zijn white boxes die voldoen aan alle klimaatklassen, akoestische en andere technische vereisten van een hedendaags museum. Een centrale circulatiekern, op het knooppunt van het dormitorium en de negentiende-eeuwse kapel, zorgt voor een eenduidige verbinding tussen alle publieke zones en verdiepingen.
Hoewel een volgens de architecten logische keuze, beaamt Bultereys dat het onderbouwen van het historische erfgoed allerminst een eenvoudige oplossing was. “Niet alleen stond het grondwater op de site relatief hoog; we moesten ook onder negentiende-eeuwse kapel door bouwen. Maandenlang heeft de kapel op twee stalen liggers staan zweven. Dat werd heel nauwgezet gemonitord.”
Iconische toevoeging
Aanvullend op de ondergrondse tentoonstellingsruimtes, voorzag het ontwerpteam nog één belangrijke, en inmiddels bijna iconische, bovengrondse toevoeging: een antracietkleurig, sculpturaal paviljoen waarin het museumcafé en -restaurant gehuisvest is. Nog voor de opening van het museum was het opvallende volume - een langgerekte, afgeplatte en schijnbaar massieve piramide - al het uithangbord van Abby. Debaere: “Als je aan een dergelijke site iets toevoegt, dan voeg je als het ware een nieuwe fase in de geschiedenis toe. Dat moet je met respect voor de historiek doen, maar tegelijk met voldoende zelfstandigheid. We hebben het paviljoen daarom opgevat als een orthogonale verderzetting van de organisatie van de historische gebouwen en ook in vorm en materialiteit houdt het duidelijk verband, zij het met een eigentijds karakter. In zijn historische context straalt de nieuwe toevoeging massa en permanentie uit, de schaal is gelijkaardig aan die van de zestiende-eeuwse kapel en de inclinatie van de wanden sluit aan bij de zadeldaken van de historische gebouwen. De donkere gevelsteen, die voor 60% uit gerecycleerde grondstoffen bestaat, maakt dan weer een visuele connectie met de natuurleien op die daken. Het is geen exacte kopie, maar eerder een soort hedendaagse abstractie.”
Bij het betreden van het paviljoen maakt de monumentale en veelal gesloten aanblik van het exterieur dan weer plaats voor een warme en uitnodigende huiselijkheid. De lange kloostertafel en dieprode kleur van de akoestische binnenpleister creëren een geborgen sfeer die mee de drempel tot het museum moet verlagen. “Het is niet zomaar dat in dit iconische volume het Abby Café werd ondergebracht”, aldus Debaere. “Samen met het dormitorium vormt het de ‘Stadsliving’: een open ontmoetingsplek en publiek toegankelijke voorkamer van het museum. Hier kan je vrij binnen en buiten lopen, zonder te betalen en met uitgebreide openingsuren. Het zijn de plekken waar het museum meer wil zijn dan museum alleen en waar een bredere betrokkenheid gecreëerd kan worden, zowel met het programma van het museum als met de stad en de mensen van de stad.”
Doorwaadbaarheid
Nog een opvallende gewaarwording van in het paviljoen is de grote transparantie richting het omliggende park. Op alle zijden bieden grote ramen doorzicht naar zowel de binnentuin van Abby als het terras en het Begijnhofpark. De precieze inplanting van het paviljoen, met een neus die letterlijk in het park staat en op de looplijnen ingrijpt, zorgt voor een verwevenheid in beide richtingen. Debaere: “We vinden dat een publiek gebouw gerust deel mag uitmaken van een park en vice versa. Die twee zaken zijn met elkaar verweven. Het paviljoen speelt daar een rol in, maar uiteindelijk gaat het om het volledige ensemble: het vrijwaren van zoveel mogelijk open ruimte op het maaiveld, het openen van de voormalige koetspoort om een verbinding te maken met de Groeningestraat, het publiek maken van de binnentuin … het zijn allemaal zaken die een nieuwe doorwaadbaarheid creëren en zo de drempel tot zowel het museum als het park verlagen.”
Sinds de opening van Abby lijkt het Kortrijkse Begijnhofpark inderdaad geheractiveerd en nauwer op de stad betrokken. Wandelaars vinden opnieuw de weg naar de groenzone, er wordt gezellig vertoefd op het terras van het museumcafé en de nieuw ontstane publieke ruimte wordt inmiddels met man en macht verdedigd. Dat bleek onlangs nog uit hevig en breed gedragen protest tegen bouwplannen op de aanpalende en recent vrijgekomen Sint-Vincentiussite, waarna het woonproject uiteindelijk geannuleerd werd. “Het illustreert hoe snel de bewoners van Kortrijk het Begijnhofpark opnieuw omarmd hebben.”
Door Elise Noyez - foto's: © Simone Marcolin
Projectfiche
Opdrachtgever: Stad Kortrijk
Architecten: Barozzi Veiga & Tab Architects
Restauratiedossier: Koplamp Architecten
Hoofdaannemer: Artes
Studiebureau stabiliteit: Sileghem & Partners
Studiebureau technieken: Boydens Engineering (part of Sweco)
Studiebureau bouwfysica: Daidalos Peutz
Consultant akoestiek: Daidalos Peutz
Studiebureau gevel: Xmade
Oppervlakte: 4.037 m2
Budget: circa 11,5 miljoen euro
Timing: 2020 - 2025