ARCHITOUR  
Dimension 78 – november 2025

Architour: de familie Böhm

Een architour van Neviges tot München leidt ons langs het werk van de architectenfamilie Böhm.

mariendom2.jpg

Voor deze architour wijken we af van het gebruikelijke opzet. Geen daguitstap met één architect langs eigen werk, maar een reeks gebouwen die we de voorbije jaren op verschillende reizen in Duitsland hebben bezocht. Elk van deze projecten is ontworpen door een telg uit een van de meest indrukwekkende architectendynastieën: de familie Böhm.

Gottfried Böhm (1920-2021) is zonder twijfel de bekendste – en meest productieve – architect van de familie. In het Duitsland van de wederopbouw ontwierp hij zo’n zestig (!) kerken. Ook zijn vader en grootvader waren architect. Zijn vader, Dominikus Böhm (1880-1955) verwierf faam met zijn talrijke avant-gardekerken. Gottfried trouwde in 1948 met Elisabeth Haggenmüller, een architecte die, nadat hun vier kinderen opgroeiden, steeds vaker met haar man samenwerkte en zich vooral toelegde op woningbouw. Drie van hun zonen, Stephan, Peter en Paul Böhm, werden architect. De vierde zoon, Markus, is schilder. Over Gottfried en zijn familie verscheen in 2015 de documentairefilm Concrete Love – The Böhm Family (Die Böhms – Architektur einer Familie).

St. Engelbertkerk – Keulen – Dominikus Böhm – 1932

De St. Engelbertkerk heeft een cirkelvormige grondplan, opgedeeld in acht gelijke segmenten, waarvan één is verlengd tot een rechthoekige koorruimte. De parabolische vormen, die samenkomen in de top van het koepelgewelf, konden gerealiseerd worden door gebruik te maken van gewapend beton. In het centrale deel van de kerk dringt slechts spaarzaam licht binnen via oculi in de top van elk gevelsegment, terwijl het koor overvloedig baadt in daglicht. Deze contrastwerking versterkt de sacrale sfeer van het interieur. Binnen zijn de wanden witgepleisterd, terwijl de bakstenen buitengevels en campanile refereren aan de expressionistische architectuur.
Nog in Keulen realiseerde Gottfried Böhm zijn eerste zelfstandige ontwerp, de kapel Maria in het Puin, ter vervanging van een kerk die in de Tweede Wereldoorlog gebombardeerd werd. De kapel werd in 2007 opgeslokt door het Kolumbamuseum van Peter Zumthor – tot ongenoegen van Böhm. Daarnaast ontwierp hij er ook de kerken St. Gertrud (1966) en Christi Auferstehung (1970) en het kleurrijke Chorweiler wooncomplex. Op later leeftijd werkte hij samen met zijn zoon Paul aan de centrale moskee van Keulen, voltooid in 2015.

Mariendom – Neviges – Gottfried Böhm

Begin jaren zestig won Gottfried Böhm vier belangrijke prijsvragen in het Rijnland. De gebouwen die eruit voortvloeiden vestigden zijn reputatie. In mei 1962 won hij de eerste wedstrijd voor een bejaardentehuis en parochiecentrum in Düsseldorf-Garath, daarna volgden het stadhuis van Bensberg en het Bethanien-kinderdorp in Refrath. In maart 1964 won hij de wedstrijd voor zijn pelgrimskerk in Neviges. Hier komt de sculpturale kracht van Böhms architectuur maximaal tot uiting – niet verwonderlijk dat hij na zijn architectuuropleiding nog beeldhouwkunst studeerde. De kerk verheft zich als een bergmassief boven de daken. Binnenin is de ruimte verrassend groot: een tentachtige structuur die plaats biedt aan 6.000 gelovigen. 

Filosofisch seminarie op het Domplein – Münster – Peter Böhm – 2017 

Ten noorden van Keulen en Neviges, ligt Münster – een logische tussenstop op weg naar Bremen of Hamburg. Voor het filosofisch seminarie positioneerde Peter Böhm er het nieuwe langwerpig volume van de bibliotheek zo dat een goed geproportioneerde buitenruimte ontstond. De regelmaat van de gevelritmering zet zich door in de structuur en de ordening van de boekenkasten – in de geest van het werk van Max Dudler, die even verderop al in 2005 de diocesane bibliotheek bouwde. De zandkleurige kalkcementmortel die over de lokale baksteen versluiert, hint dan weer naar David Chipperfields Galerie Am Kupfergraben in Berlijn. Binnen vormen claustra in bakstenen en betonnen structuren het decor voor de boeken.

Züblin-Haus – Stuttgart – Gottfried Böhm – 1983 

In Stuttgard, verder zuidwaarts, vinden we het Züblin-Haus, een uitgesproken postmodern kantoorgebouw in roodachtig prefabbeton. Twee kantoorvleugels flankeren een glazen atrium. Gottfried Böhm toont hier hoe zelfs in gestandaardiseerde prefabcomponenten ruimte blijft voor vormplezier, bijvoorbeeld in de trappartij in het atrium. Dit project droeg bij aan zijn bekroning met de Prizker Prize in 1986, als eerste Duitse laureaat.

St. Johann Baptist – Neu-Ulm – Dominikus Böhm – 1926 

In 1921 won Dominikus Böhm de opdracht om een neoromaanse kerk uit 1860 te verbouwen en uit te breiden. Het resultaat is een ruimte met een uitzonderlijk mystieke sfeer. Het gewelf verwijst naar de 16de-eeuwe Peter-Paulkerk in Senftenberg. Talrijke elementen verraden de invloed van Corrado Ricci’s Romanische Baukunst in Italien, een fotografische naslagwerk. Het geraffineerde lichtspel in zowel de hoofdruimte als zijkapellen, maakt dit tot een verstilde, bijna onwerkelijke plek.

Stadsbibliotheek – Ulm – Gottfried Böhm – 2000 

In Ulm koos Gottfried Böhm opnieuw voor een kristallijne vorm – maar het beton is vervangen door glas. De eerste en tweede verdiepingen van de bibliotheek springen telkens een beetje uit ten opzichte van de onderliggende. Daarop staat een piramide. Het glazen volume doet wat gimmickachtig aan, maar de rode spiraaltrap in het hart van het gebouw en de detaillering verraden het vakmanschap van de ontwerper.

Universiteit voor Televisie en Film / SMÄK – München – Peter Böhm – 2011

We eindigen in München, aan het grasveld tegenover de Alte Pinakothek, meesterlijk gerestaureerd door Hans Döllgast. Peter Böhm ontwierp een langgerekt gebouw dat qua lengte overeenkomt met het museum. Het robuuste betonnen volume wordt bekroond met een glazen doos. In het universiteitsgedeelte reikt een indrukwekkend lange betonnen trap tot in de bovenverdiepingen. Het museumgedeelte is ingegraven in het voorplein: een betonnen wand markeert de ingang en knipoogt naar de Egyptische tempels, een gebroken obelisk wijst de weg en doet tegelijk dienst als zitmeubel. Het museum ontvangt daglicht via een verzonken binnenhof. Zowel de architectuur als de collectie zijn een omweg waard.

Tekst en foto’s: ir.-arch. Arnaud Tandt