PEOPLE & PROJECT  
Dimension 75 – februari 2025

“Alles begint bij een dragend idee”

Stijn Cockx en Tom Hindryckx (LOW architecten)

Ze zijn de equipe achter een stervormige woning in Oud-Turnhout, een ronde school in Tongeren en een door vijf groene zadeldaken afgetopte, niervormige kinderopvang in Schaarbeek. Op basis van de vaak sculpturale dimensies van hun architectuur zou je LOW architecten al snel kunnen verdenken van een gimmick of een trucje. In werkelijkheid zijn de al eens atypische volumetrieën vooral het gevolg van een consequente en zelfverzekerde ontwerpmethodologie.

Elise Noyez

LOW architecten resideert met zo’n vijfentwintig medewerkers op de bovenste verdieping van het door Léon Stynen en Paul De Meyer ontworpen President Building op de Antwerpse Franklin Rooseveltplaats, boven de drukte van de belangrijkste vervoershub van de stad en met een schitterend 360° uitzicht over centrum, station en weidse omgeving. De kiem van het architectenbureau, echter, ligt in Leuven. Al sinds het toegangsexamen voor de opleiding Burgerlijk Ingenieur Architect voelden Stijn Cockx en Tom Hindryckx een klik; zo’n zeven jaar later, quasi meteen na het afronden van hun respectievelijke stages, verbonden ze zich tot LOW architecten. De eerste projecten – volgens het gekende recept een aantal nieuwbouw- en renovatieprojecten voor vrienden en kennissen – volgden al spoedig en zetten meteen een duidelijke toon. “We hebben het geluk gehad dat onze eerste bouwheren ons de kans gegeven hebben om radicale concepten te realiseren en deze tot in de details uit te werken”, aldus Tom Hindryckx. “In tegenstelling tot wat veel beginnende architecten ervaren, hebben we ook in die periode weinig tot geen compromissen moeten stellen. We hebben alle ambities voor die projecten ook daadwerkelijk kunnen realiseren. Dat is behoorlijk uniek.”

Van dragend tot gedragen idee

Laagdrempelig waren de eerste ontwerpen nochtans niet: een volledig met zwarte leien bekleedde woning met dakvensters in plaats van reguliere ramen in de gevels of een stervormige woning met vijf armen in het groen. “De vormgeving is het gevolg, maar nooit het uitgangspunt”, benadrukt Hindryckx. “Neem nu die stervormige woning. Ze ligt in een groene omgeving in Oud-Turnhout, dus onze focus was om het contactoppervlak met de natuur zo groot mogelijk te houden. Dat was het dragend idee. We hebben het programma van eisen genomen, dat op het terrein gelegd, rekening houdende met de vele bestaande bomen die we wilden behouden en zijn zo uiteindelijk tot die organisatie en dus vormentaal gekomen.”

“Wat voor ons als jonge architecten op dat moment nog helemaal nieuw was, natuurlijk, was dat we plots ook een bouwheer met eigen ideeën en verwachtingen van die sterke concepten en duidelijke statements moesten overtuigen. Dat is een enorm boeiend traject, om met klanten te leren praten en hen te leren enthousiasmeren. Al snel merkten we daarbij dat als je er maar voor kan zorgen dat je idee gedragen is, dat de rest daar als het ware vanzelf uit volgt. Natuurlijk is een bouwproces moeilijk en met discussies en compromissen doorspekt als je niet op een heel eenvoudige manier duidelijk kan maken waarover het gaat. Maar is het concept helder, dan laat het je toe om de ambities van het schetsontwerp tot in de allerlaatste fase van het project in stand te houden en om dat idee effectief tot op het allerkleinste schaalniveau te verfijnen. Daarbij proberen we echt convergent vanuit het idee naar de afwerking te kijken. In een ronde woning die we momenteel aan het bouwen zijn, werd bijvoorbeeld meteen voor ronde spiegels en ronde deurknoppen gekozen. Dat creëert niet alleen samenhang en leesbaarheid, maar maakt het ontwerp ook een stuk consistenter en het ontwerpproces efficiënter.”

Wedstrijden

Vandaag hanteert LOW architecten nog steeds dezelfde strategie, zij het in hoofdzaak op grotere schaal en in een brede waaier van publieke opdrachten. Het ontwerp voor de met een Iconic Award voor Innovative Architecture bekroonde school Merlijn in Tongeren werd opgebouwd rond het idee dat kinderen vanuit de geborgenheid van de kleuterklassen doorgroeien naar het meer op de buitenwereld gerichte volume van de lagere school; een nieuw zorggebouw voor UZ Leuven, waarin verschillende medische afdelingen gehuisvest zijn, stapt af van de klassieke principes en vertrekt radicaal vanuit de interacties tussen gebruiker en gebouw.

“Natuurlijk zijn publieke opdrachten complexer dan private woningen. Er zijn meer partijen om mee te krijgen in het verhaal, meer normen en randvoorwaarden om rekening mee te houden en je moet vaak goed je best doen om uit de veelheid aan samengeraapte documenten die je bij een wedstrijd krijgt – op acht weken tijd, nota bene – de precieze ambities van een opdrachtgever of project te destilleren. Maar als je erin slaagt om dat goed te begrijpen en vanuit die analyse vervolgens een sterk concept neer te zetten, dan rollen alle deliverables daar vanzelf uit. Het zwaartepunt van onze focus bij wedstrijden ligt bijgevolg altijd op het studiewerk en het uitkristalliseren van het programma, de context en de ambities tot een helder concept. Uiteindelijk win je een wedstrijd niet op plannen, snedes of gevels; je wint een wedstrijd op een idee. Wat is de jury bijgebleven als alle vijf de kandidaten hun presentaties hebben afgerond? Het fijne daarbij is dat, als je wint, je er relatief zeker van kan zijn dat je idee gedragen is en dat je dus echt de vlucht vooruit kan nemen. Bij private projecten vergt het doorgaans een aantal gesprekken om af te tasten of de opdrachtgever bereid is om mee te gaan in jouw ideeën.”

Frisse blik

De ambitie om publieke projecten met een sociaal-maatschappelijke meerwaarde te realiseren, hadden Hindryckx en Cockx in ieder geval altijd. Meer zelfs, nog voor LOW architecten als dusdanig geregistreerd stond en de eerste particuliere projecten opgestart waren, namen de architecten samen aan architectuurwedstrijden deel. “Dat was allemaal nog heel naïef. We speelden boven ons niveau en uiteraard hebben we toen niets gewonnen, maar we wilden er wel meteen mee aan de slag. Want waarom zou je je eerst vijf jaar lang op verbouwingen focussen en vervolgens vijf jaar lang op nieuwbouwwoningen als je hart eigenlijk in meer complexe en grootschalige publieke projecten ligt? Tot op de dag van vandaag vragen we ons zo bij elk project af in hoeverre het ons kan helpen groeien. Niet financieel, maar als architecten. We weten dat we in een project enorm veel tijd en energie steken, dus willen we ook dat het ons als bureau verder brengt en dat we uit het hele traject met die klant nieuwe dingen zullen leren. Net daarom is ons portfolio ook zo gediversifieerd, met scholen, zorg- en onderzoeksinstellingen, ministerkabinetten, grootschalige residentiële projecten en, jawel, af en toe nog een boeiend particulier project.”

De honger om bij te leren is groot bij LOW architecten. “Het moet uitdagend blijven. We bijten ons dan ook regelmatig vast in programma’s waarmee we misschien minder ervaring hebben. Dat laat ons toe om met een open blik naar nieuwe vraagstukken te kijken. Toen we meededen aan de wedstrijd voor het nieuwe serrecomplex in de Plantentuin van Meise hebben we ons bijvoorbeeld volledig verdiept in plantengroei en de invloed van daglicht. Dat was enorm inspirerend. Daarenboven ben ik ervan overtuigd dat die frisse blik net tot nieuwe oplossingen leidt. Te veel weten werkt vaak belemmerend voor de creativiteit. Een architect die enkel maar ziekenhuizen ontwerpt, zou voor het oncologisch centrum in Leuven naar alle waarschijnlijkheid met een heel klassiek ontwerp op de proppen zijn gekomen; onze meerwaarde lag er net in dat we die typologie hebben opengegooid. En natuurlijk moeten op het einde van de rit alle looplijnen en draaicirkels en brandnormen et cetera kloppen, maar dat volgt ook allemaal uit het basisidee.”

Voor grotere, complexe projecten werkt LOW architecten wel regelmatig samen met andere architecten. “Ook dat is verfrissend. Je leert van elkaar en stimuleert elkaar om net wat verder te kijken of te denken.” Van uitbesteden is er dan weer minder sprake. “We bekijken onze projecten zodanig integraal dat we ook wel graag de controle behouden”, lacht Hindryckx. “Het zou zonde zijn om dat in die laatste fases, bij de technische uitwerking en de werf, los te laten. Op dat moment komt er met de aannemer een nieuwe partij in het spel die je, net zoals voordien de opdrachtgever, moet mee krijgen in het verhaal. Dat geven we liever niet uit handen aan allerlei technische of ondersteunende bureaus. Net zoals we graag blijven bijleren, hebben we bovendien een grote interesse in de technische aspecten van het bouwen. We weten graag hoe de dingen in elkaar zitten en hoe ze gerealiseerd worden. Daardoor kan je ook eenvoudigweg slimmer ontwerpen. Uiteindelijk is het een evenwicht: je wil genoeg weten om slim te ontwerpen en risico’s te kunnen inschatten, maar niet zodanig veel dat je enkel nog op de technische parameters focust en de soort naïeve overtuigingskracht van de eenvoudige schets verliest. Voor een bureau met bijna twintig jaar ervaring, is dat best een uitdaging.”

Kennisdeling

Nog een uitdaging is hoe die kennis over een almaar groeiend team gedeeld en verdeeld moet worden. “We organiseren al jaren regelmatige LOW Academies, waarbij iemand van onze medewerkers over een bepaald onderwerp of over een opleiding komt vertellen, maar daarmee kan je die technische kennis nog niet noodzakelijk op een degelijke en structurele manier naar een project vertalen. Dat we heel uiteenlopende projecten doen, in zowel schaal als programma, maakt het er bovendien niet eenvoudiger op. In het verleden waren het dan ook vooral Stijn en ik die daarin het voortouw in namen. Dat ging toen we een team van vijf waren en ook toen we een team van tien waren, maar van zodra we de kaap van vijftien medewerkers overschreden, merkten we dat het absoluut geen houdbare strategie was. Dat is een kantelpunt geweest in onze groei, waarbij we onze organisatie en structuur hebben moeten omgooien.”

Het resultaat van die oefening is een werking in verschillende teams, waarbij teamverantwoordelijken het team aansturen en voor kennisoverdracht zorgen. “Elk team werkt aan verschillende projecten, waardoor iedereen voldoende afwisseling krijgt, maar de kennis wel in het team aanwezig blijft. Het voordeel van een groep van vijfentwintig is ook dat er op redelijk natuurlijke wijze een veelheid aan achtergronden, interesses en specialisaties ontstaat. Daarbij proberen we er uiteraard voor te zorgen dat iemand met een achtergrond in erfgoed op erfgoedprojecten terechtkomt, maar het is niet zo dat een project van tafel naar tafel wordt doorgeschoven naargelang er zich een nieuwe fase aandient. Er wordt echt onderling in de teams besproken hoe de zaken aangepakt zullen worden, hoe de technische uitwerking efficiënter kan worden, enzovoort.”

LOW architecten werkt nu ongeveer twee jaar op die manier. “We merken dat het zelfsturende karakter van onze teams ertoe bijdraagt dat er op een professionelere manier wordt samengewerkt”, besluit Hindryckx. “Omdat er veel van onze taken naar de teamverantwoordelijken gaan, krijgen wij daarenboven weer tijd en ruimte om bezig te zijn met het ontwerp, de aanpak van projecten en coaching. Natuurlijk betekent het ook meer loslaten en is dat nog elke dag een zoektocht, maar we proberen daarin dezelfde filosofie te hanteren als in onze projecten: we focussen op wat belangrijk is. Net zoals we onze ontwerpenergie in het project Nobel, een onderzoekscentrum voor de UZ Gent, in het zeer specifiek uitwerken van de publieke ruimtes van de sokkel en het dakterras gestoken hebben, met daartussen een stapeling van meer generieke onderzoeksvloeren, gaan we als vennoten wel meedenken over het globale concept van een project, maar hoeven we bijvoorbeeld geen zegen te geven over de details van het project. Sommige zaken moet je begeleiden, andere moet je loslaten.”