PEOPLE & PROJECT  
Dimension 45 – september 2017

Tussen spoor en stad

Groeninghe jeugdherberg – URA Yves Malysse Kiki Verbeeck

Wie vanuit het noordoosten Kortrijk binnenspoort kan de Groeninghe jeugdherberg niet missen. Vier verdiepingen hoog zweeft een betonnen kubus boven een oude bakstenen muur. Het ontwerp van URA Yves Malysse Kiki Verbeeck toont zich zelfbewust als baken voor de stad.

Het krachtige volume vervangt de verouderde jeugdherberg op dezelfde site. Deze was ondergebracht in een oud schoolgebouw, verscholen in het midden van het terrein. De ambitie voor het nieuwe gebouw was om een baken te bouwen, niet alleen voor de plek maar ook voor de stad. Vanaf deze historische site, in de luwte van de stad, moet het project de verbinding maken met de dynamiek van de binnenstad. De binnenstad loopt nu dood iets verder, bij de toren van Robbrecht en Daem architecten aan het uiteinde van de Veemarkt. De site zelf is nochtans befaamd in de wijde omtrek. In een andere hoek van het terrein bevindt zich immers een bekende Lourdesgrot, naast de Sint-Antoniuskerk. Deze neoromaanse kerk is uitgevoerd in baksteen, ofschoon hij ontworpen is door François Hennebique, pionier van het gewapend beton. Het terrein wordt omsloten door een bakstenen muur, met gemetselde bogen. Samen met de bakstenen gevels van de andere gebouwen vormt dit de identiteit van de plek die door de architecten als uitgangspunt werd genomen.

Zwevend volume

In het masterplan heeft URA het terrein ontpit. Van een verscholen plek midden op het terrein verhuisde de jeugdherberg naar een uithoek langs de Passionistenlaan op een plek zichtbaar vanaf het spoor. Op die manier werd het midden van het terrein vrijgemaakt zodat er buitenruimtes konden ontstaan die op de verschillende gebouwen betrokken werden. Bovendien liet het ook toe om gefaseerd te werken en het oude hostel te slopen op het moment dat het nieuwe in gebruik was. De nieuwe jeugdherberg werd ingeplant parallel aan de andere gebouwen op het terrein. De straten die het perceel begrenzen lopen echter niet evenwijdig maar uiteen, waardoor het gebouw ten opzichte van de Passionistenlaan verdraaid staat. De kubus zweeft bijgevolg met één ribbe over de straatmuur. Tussen gebouw en muur ontstaan ook buitenkamers waarop het interieur zich richt. De ommuurde buitenruimte kan als terras gebruikt worden, maar vormt ook een tussenruimte in de sequens van buiten naar binnen.

Trap als fremdkörper

Het parcours wordt gedefinieerd door de muur en het betonnen volume. Men benadert het gebouw langs de muur. Ter hoogte van de ingang is het metselwerk onder drie bogen weggebroken zodat er enkele doorgangen en -zichten ontstaan. De grotendeels beglaasde sokkel laat ook doorzichten naar het interieur en op sommige plekken zelfs naar het achterliggend terrein toe. Erboven zweeft een lichtkoraal betonnen entiteit met de kamers, waar een balk met de conciërgewoning op aansluit. Een hellend groendak boven de eetruimte verbindt beide in één beweging. De uitkraging van de betonnen vorm langs de straatzijde, daar waar de punt een tiental centimeter boven de muur zweeft, overkapt de toegangszone. De toegang is gemarkeerd als een geprononceerd sas, in grijs beton, in de sokkel. Aan een hoek aan de achterzijde wordt de beglazing onderbroken door de trap die uit de conciërgewoning afdaalt als een fremdkörper. Net voorbij de trap is een nieuwe muur in hetzelfde beton opgetrokken om de beweging van de straatmuur te vervolledigen. Hij staat er haaks op, aan de buitenzijde gegroefd, langs de kant van de jeugdherberg glad afgewerkt.

Spiegelen, niet kopiëren

Door de buitenschil in geprefabriceerd gekleurd beton eigent het gebouw zich de taal en het coloriet van het geheel toe, zonder er een kopie van te zijn. Het gebouw wordt onderdeel van de muur en vice versa. De zwaarte van de kubus blijft voelbaar. In dit volume bevinden zich de kamers. De vier verdiepingen hebben telkens een gelijkaardige lay-out, de kamers liggen aan de vier zijden van het vierkant. In het midden bevinden zich enkele bergruimtes en de twee trappenhallen die in elkaar grijpen als een helix, een compacte oplossing waardoor ze ook gecompartimenteerd zijn. Op elke verdieping is er ook een kleine leefruimte, die binnenin de aaneenschakeling van kamers en buiten het strakke ritme van de ramen onderbreekt. Elke gevel is immers – telkens op een andere verdieping – ingedrukt daar waar een groot raam aansluit op een ‘huiskamer’ binnenin. Die plekken kregen telkens een tegelvloer met hetzelfde motief als in de refter, in contrast met het polybeton van de rest van de verdieping en wanden en plafond in multiplex, net zoals de kaders van de ramen in de kamers trouwens. Op de bovenste verdieping is er aansluitend ook een keuken voorzien. De oriëntatie en het zicht is op elke verdieping anders. Op het derde kijkt het raam uit over de sporen, op de bovenste verdieping wordt een vergezicht over het centrum van Kortrijk gekadreerd. Elke leefruimte is als een uitvergroot frame, die intermedieert tussen hostel en stad, waar de toerist op bezoek is.

Verankering, geen pastische

De opbouw van de sequens kent een vervolg in het interieur waar de openingen in de betonnen schijven die de kubus ondersteunen telkens breder worden. Het perspectief wordt zo versterkt met doorzichten vanuit de vergaderlokaaltjes via het onthaal naar de refter. Die laatste, met een hellend dak, baadt in het licht. De opdeling tussen een betonnen basis en een plafond onder een hellend dak in akoestische panelen zorgt niet alleen voor een gedempter geluid maar ook voor een huiselijkere sfeer. De tegelvloer ligt diagonaal, en de erin verweven lijnen zijn een knipoog naar de tegelvloer van de pastorie. Zo verankert zowel interieur als exterieur zich met de plek zonder er een pastiche van te worden.

Het budget voor de jeugdherberg was erg beperkt. De constructie is daarom heel economisch in beton (geen zichtbeton), en betonsteen op de verdiepingen, maar de details maken de aankleding veel rijker. Het rudimentaire beton wordt verzacht met verfijndere materialen, zoals de houten frames die in de betonnen uitsparingen geplaatst worden. Tussen onthaal en refter zijn de deuren onderdeel van een kast met schappen die door de gebruikers zelf ingevuld worden. Het vast meubilair is verder eenvoudig opgebouwd uit vlakke houten platen, met accenten in kleur of messing. Het onbehandelde messing neemt de sporen van het gebruik op, boven de werkvlakken hangen Aalto’s Golden Bell lampen. Het oog voor detail draagt bij tot een hostel waar niet enkel rugzaktoeristen, maar ook gezinnen zich thuis voelen.

Tussen spoor en stad

Kortrijk schrijft al jaren met succes aan haar imago als designstad. Met de nieuwe jeugdherberg is de stad nu een perfecte verblijfplek rijker. URA’s betonnen gebouw tilt zich aan de voorzijde boven de oude bakstenen muur uit, tot op het niveau van de rails, en vormt daar een schakel tussen spoor en stad, tussen bezoeker en bewoner, tussen heden en verleden. Aan de achterzijde landt het volume op één poot, waarmee het verankerd wordt op de plek. Door haar vorm, materiaal en coloriet onderscheidt het gebouw zich, terwijl het zich ook integreert.

Door Arnaud Tandt