SPECIALIST  
Dimension 51 – februari 2019

De norm over binnen­ bepleisteringen is vernieuwd!

De in 2016 herziene norm NBN EN 13914-2 over het ontwerp, de voorbereiding en de uitvoering van binnen- bepleisteringen besteedt veel aandacht aan de ondergrond. Dit artikel bespreekt de belangrijkste punten uit deze herziening.

Toepassingsgebied van de norm

De Europese norm NBN EN 13914-2 formuleert enkele algemene aanbevelingen voor de uitvoering van binnenbepleisteringen. Gezien de grote variabiliteit aan materialen, praktijken en klimaatomstandigheden in Europa is het echter mogelijk dat deze norm voor bepaalde aspecten onvoldoende in detail gaat, waardoor ze niet altijd bruikbaar is voor de aannemers. Daarom moet ze aangevuld worden met nationale bijlagen of bijkomende nationale richtlijnen die gerichtere aanbevelingen of aanvullende prestaties formuleren. In België kan men hiervoor bijvoorbeeld teruggrijpen naar de TV’s 199 en 201.

De norm NBN EN 13914-2 heeft betrekking op:

• pleisters op basis van gips of gipskalk

• pleisters op basis van cement en/of kalk

• polymeergemodificeerde pleisters op basis van cement en/of kalk

• lichtgewicht pleisters

• silicaatpleisters

• organische pleisters

• leempleisters.

Beschrijving van de werken

Om een correcte offerte en inschatting van de werken te kunnen maken, moet de plafonneerder over de volgende informatie beschikken:

• het type ondergrond en de eventuele voorbehandelingen

• het gewenste pleistersysteem en de benodigde laagdiktes

• de beoogde functies en prestaties

• de grootte van het pleisteroppervlak (dat gemeten kan worden volgens de Belgische norm NBN B 06-001)

• de coördinatie met andere beroepen voor de plaatsing van de leidingen en de kabels

• de aansluitingsdetails met andere elementen (bv. het schrijnwerk)

• de gewenste afwerkingsgraad van de bepleistering, rekening houdend met de latere afwerking en de verlichting.

Een binnenbepleistering kan verschillende functies vervullen, zoals het verzekeren van de luchtdichtheid en het beschermen tegen brand. Hoewel de bepleistering soms ook een decoratieve functie uitoefent, doet ze in de meeste gevallen louter dienst als ondergrond voor een verdere afwerking (bv. verf of behang).

De ontwerper moet opgeven aan welk kwaliteitsniveau er voldaan moet worden. Indien hij dit niet doet, is volgens de norm immers niveau 1 van toepassing, wat wil zeggen dat er geen eisen gelden. Voor meer informatie over de kwaliteitsniveaus en toleranties voor binnenbepleisteringen verwijzen we naar de WTCB-Dossiers 2008/3.12.

Voorbereiding van de ondergrond

Alvorens de pleisterwerken aan te vatten, moet het gebouw of de betrokken ruimte wind- en regendicht zijn. Omliggende elementen, zoals het schrijnwerk, moeten beschermd worden tegen vlekken en beschadigingen.

Een goede coördinatie tussen de (onder)aannemers is essentieel. Zo moeten er duidelijke afspraken gemaakt worden over de elementen (bv. leidingen, kabels) die in de ondergrond weggewerkt moeten worden of over de doorvoeringen die voorzien moeten worden. Indien er achter deze elementen gepleisterd moet worden, moet dit vooraf besproken worden.

De ondergrond moet droog, proper en voldoende uitgehard zijn. Resten van stof, ontkistingsproducten of uitbloeiingen moeten eerst afgeborsteld of verwijderd worden en beschadigingen of loszittende delen moeten hersteld worden.

Indien de ondergrond uitzetvoegen bevat, moeten deze in de bepleistering op dezelfde plaats overgenomen worden.

Het is belangrijk dat de bepleistering verenigbaar is met de aanwezige ondergrond. Afhankelijk van het type ondergrond en de gekozen bepleistering kan er een voorbehandeling nodig zijn. De herziene norm geeft hierover uitgebreid advies. De tabel op de volgende pagina vergelijkt voor de meest courante ondergronden in België de aanbevelingen uit de norm met deze uit de TV 201. Wan- neer de fabrikant van de ondergrond of het pleister specifieke voorbehandelingen opgeeft, dienen deze uiteraard gerespecteerd te worden.

Uitvoering van de binnenbepleistering

Na een goede voorbereiding van de ondergrond, kunnen de hoekprofielen en lokale verstevigingen aangebracht worden. Deze worden bij voorkeur vastgezet met hetzelfde pleistertype. Hierbij dient men uiteraard rekening te houden met de corrosiegevoeligheid van de profielen (zie de WTCB-Dossiers 2012/2.9).

Bij de uitvoering van de bepleistering moet de temperatuur van de ondergrond en de omgeving minstens 5 °C bedragen (of 8 °C in het geval van silicaatpleisters).

De bepleistering kan in één laag (ofwel in twee nat-in-natlagen) of in meerdere lagen aangebracht worden, eventueel met een tussenliggende primer of hechtlaag.

Bij de aanmaak van het pleister wordt er doorgaans een aanzienlijke hoeveelheid water toegevoegd die tijdens de droging grotendeels moet verdampen. Het is belangrijk dat de verschillende pleisterlagen voldoende tijd krijgen om te drogen en uit te harden, alvorens er een volgende laag of afwerking (bv. verf of behang) op aangebracht wordt. Hierbij is het essentieel om de ruimte goed te ventileren ter beperking van problemen zoals hechtingsverlies of schimmelvorming. Meer informatie over de droging van binnenbepleisteringen vindt u in de WTCB-Dossiers 2010/4.11.

I. Dirkx, ir., projectleider, laboratorium Ruwbouw- en afwerkingsmaterialen, WTCB

Foto’s NAV